nu geheel verdwenen, terwijl aan den voorgevel, regts van den
ingang, een zwaar, vierkant gebouw verrees, met kanteelen en
een schuin dak tusscken twee trapgevels. Op het binnenplein
toont een steen met bet jaartal 1610, dat het inwendige toen
eenige verandering kan hebben ondergaan. De afbeelding van
1611 heeft eene poort op den singel ter linkerzijde en een wa-
terpoort achter het huis. Het oud en zwaar geboomte werd om-
streeks 1630 „meest verhouwen” . — Heer Gerrit van A ssendelft,
de edele stichter, overleed in 1558 op zeventigjarigen leeftijd,
uit zijn huwelijk met Catharina de Chasseur een’ zoon nalatend,
Nicolaas, aan wiens naam een duistere familiegeschiedenis schijnt
verbonden. Hij was Heer Gerrits eenige zoon, maar zou de erf-
genaam van zijns vaders rijke goederen niet zijn. Dat de Assen-
delfts te dier tijde trouwe zonen der R. C. Kerk waren en
meer dan een uit hun hoogadellijk geslacht de kloostergelofte
aflegde, is niet vreemd, maar ’t zal toch wel niet alleen liefde
voor de Kerk zijn geweest, waardoor Heer Gerrit zijn’ eenigen
zoon en stamhouder dwong, den geestelijken stand te omhelzen.
Hoe het zij, Nicolaas ontving de wijding en werd pastoor in de
St. Laurens kerk te Rotterdam, terwijl Jhr. Jan van Assendelft
tot erfgenaam werd benoemd en werkelijk, volgens het register
der leeneri van Holland, met het slot werd beleend, „bij ma-
kinge van Gerrit voorz.”
Het kan Jhr. Nicolaas wel niet aangenaam geweest zijn, zoo
menigmaal hij in de onmiddelijke nabijheid van Rotterdam den
hoogen Vierkanten toren zag van het slot Höningen, een der
heerlijke goederen, die voor hem verloren waren! Althans, pries-
ter met hart en ziel was hij niet. Naauwelijks was Heer Gerrit
gestorven, of hij verlaat zijne parochie, snelt naar den Assum-
b u rg , maakt zieh meester van het kasteel, vraagt en ontvangt
dispensatie, huwt Wilhelmina van Haeften en wordt werkelijk
op ’t eind van 1559 met Assumburg, gelijk met de andere
leenen zijns vaders, verleid. In 1566 is hij te Brussel en teekent
mede het verbond der edelen. Te Water noemt hem daarom
een martelaar en zegt, dat hij in ballingschap zwerven moest.
Van dat martelaarschap is evenmin iets aan, als van die ballingschap.
Heer Nicolaas bood zijne onderwerping aan en had dan
ook in dien tijd wel wat anders te doen! Hij was toen juist
gewikkeld in een proces over de zwanendrift in den vijver van
zijn slot Höningen. Beurtelings d a a r, of op Assumburg, of op
het prächtig hof, dat zijn vader in den Haag had gebouwd,
leefde hij veilig en rüstig. In 1570 stierf hij plotseling, bij Aken,
waar hij de baden gebruikte. Kinderen liet hij niet n a , maar
vermaakte den Assumburg met de heerlijkheden Heemskerk,
Castricum en Assendelft aan zijn’ neef Floris, toen nog een k n a ap ,
die van de erfenis niet lang genot had, daar hij op 18jarigen
leeftijd stierf. Na hem werd zijn vader, Cornelis van Assendelft,
Heer van Goudriaan, met Assumburg verleid en lie t, bij zijn’
dood in 1600, het huis aan zijn’ zoon Gerrit, die er in 1617
ongehuwd overleed. Erfgename was diens zuster Anna, de echt-
genoote van Heer Gerrit van Renesse van der Aa. Dit is ver-
moedelijk de vrolijke edelman, die op den voorgrond van Vin-
kebooms plaatje zoo wakker met zijn’ wijden pofbroek aan de
zijde zijner dame voortstapt. Haar leenvolgster was hunne doch-
ter Agnes, die met Nicolaas van Renesse van Elderen was ge-
huwd. In den stam der Renesses bleef het niet lang meer. De
drie kinderen van vrouwe Agnes — Gerrit Frederik, Hendrik
en Anna — die achtereenvolgens het huis bezaten, stierven ongehuwd,
en hun neef en erfgenaam, Frederik van Renesse van
Elderen, verkocht Assumburg aan Johannes Wuitiers, een’ Am-
sterdamsch patricier. Diens weduwe, Debora Baeck, hertrouwde
met Eustatius, Baron van Bronkhorst, uit wiens bezit het in
1694 in dat der familie Deutz overging.
De nieuwe heeren veranderden het huis aanmerkelijk, en veel
van den ouden vorm ging verloren. Maar nog verdient het den
naam van een „edel slot”., gelijk Brouerius van Nidek het noemde,
en is zij verdwenen, „de plantadie, die, naar de juiste meetkunde
aangelegd, het allerkeurigste oog bekoren en verlokken moet
om derwaarts toetetreden” , wij betreuren het niet, die misschien
dat „allerkeurigst oog” niet hebben, maar liever dan de net