ons bestek. Evenmin kunnen wij de bijzonderheden herinneren
van den tweeden grooten slag, den fi'1™ October bij Castricum
geleverd, die na lange worsteling en ongehoorde krachl sinspan-
ning, met den terugtogt van bet Engelsch-Russische leger ein-
digde. Toen vooral hebben Egmond-binnen en op den Hoef door
gedurige schermutselingen van de nu eens overwinnende, dan
weer teruggedrongen troepenmassa’s veel geleden. De poging tot
herstel van d e n ' stadhouder was ten eenemale mislukt, de tijd
voor een tegenomwenteling bleek nog niet gekomen. Daar kwa-
men nog jaren van diepe vernedering, maar jaren, waarin de
gemeenschappelijke eilende de oude partijschappen deed vergeten.
En in November 1813 werd de zoon van den verbannen stadhouder,
als koning Willem I , door heel het vaderland metluiden
jubel begroet.
Laat ons nu het Bergerbosch met zijn heerlijke natuur en
zijn droevige herinneringen verlaten. Wij toeven een oogenblik
bij de verwaarloosde waterkom onder de groote beuken, wij
gaan het smakelooze hek vöorbij, dat de oprijlaan naar het huis
heet te versieren; nog weinige minuten en wij zijn te midden
der vriendelijke villa’s van het liefelijk Be r g e n . Gij.vindt hier
een landelijk dorp, gij merkt eenige prächtige iepen en linden
0p ; _ voor dat oude huisje links schiet een tweetal kloeke
stammen uit eenen wortel o p , — maar het meest wordt uw
aandacht getrokken en geboeid door de schilderachtige ruine,
die midden in het dorp ligt. Het is de bouwval der oude, groote-
kerk. Het koor alleen is hersteld en voor de godsdienstoefening
ingerigt; ’t inwendige' bevat de grafstede der graven van Nassau
Bergen, een sierlijk torentje kroont het hooge dak van dit
deel van het gebouw. Laat u nu niet misleiden door hen, die
volhouden dat de verwoesting van de kerk ook op rekening
der Russen komt. Wei is ook op het kerkhof en tusschen de
oude muren scherp gevochten, — ’t was het laatste p u n t, waar
de Russen nog stand hielden y -Ä maar de kerk lag toen reeds
meer dan twee eeuwen aldus in puin. Dezelfde tijd, 1573 of
1574, die hier in deze streken zooveel zag ondergaan, heeft
ook den brand der Bergensche kerk gezien. Van het groote
gebouw, met zijn' 260 voet hoogen toren en zijn pas in 1571
vernieuwd orgel, bleef alleen de schoone bouwval en het sints
herstelde koor nog over. Wilden wij aanmerkingen maken, ’t
zou zijn, dat het geheel, rondom en vooral binnen die oude
muren, wat al te net onderhouden wordt. Het kon geen kwaad,
als hier en daar uit bemoste steenhoopen een knoestige vlier-
struik opschoot, als het klimop zieh wat meer in de voegen der
kale, roode steenen klemde en voor een paar der open venster-
bogen de sierlijke festoenen van den wilden wingerd of de weel-
derige ranken van het geitenblad neerhingen. Wij moesten niet
zoo met een’ oogopslag alles kunnen overzien; enkele hoekjes
moesten er zijn, die wat te raden, te onderzoeken gaven. Even-
wel, laat ons tevreden zijn. ’t Is al wel, dat de gansche ruine
niet reeds lang voor afbraak is verkocht! En laat ons door de
raam- en deuropeningen de heerlijke landschappen genieten, als
zooveel kostelijke tafereeltjes in hun ernstig lijstwerk gevat. Laat
ons ook, bij het doorwandelen van het d o rp , het opmerken,
hoe eigenaardig schoon de bouwval op den eenigzins verheven
kerkhofgrond van alle zijden het vriendelijk Bergen stoffeert. In-
derdaad, het is hier geen wanklank, die oude getuige van een
smartelijk verleden, te midden van het bloeijend en vrolijk heden!
Het Noorderkwartier heeft ruim zijn deel gehad, en heeft het
nog, aan de welvaart, door vrijheid en vrede verspreid. Maar
het heeft er ook veel voor geleden en ’t heeft het ook eerlijk
verdiend! Ook Bergen heeft te spreken van de eilende, die aan
de wedergeboorte onzer gewesten voorafging. Een bende vrij-
buiters vermoordde in 1571 zijn’ baljuw; de Walen van de Ca-
pres hielden er deerlijk hu is, toen Alkmaar werd belegerd;
Sonoy stak, naar men zegt, den brand in het d o rp , en in 1574
klaagden de „arme en miserabele verdorvene inwoners, dat het
gedistrueert, verbrant en ganschelicken te gronde bedurven en
geruineert was, datier nyet een htiys was blyven staen” . Twee