244 Hit WotiD ZoNde& genaue.
de, volksoverlevering verhaalt, breidde zieh van de monden der
Maas een ondoordringbaar bosch mijlen ver landwaarts u it, vol
leeuwen en beeren, everzwijnen en wilde stieren, „die^so vrees-
selick gebaerden, dat een mensche gruwen mochte.” Keizer
Claudius, die er van geboord b a d , merkte o p , dat het dan wel
„een wo u d z o n d e r gen a d e ” mögt heeten! Of nu dit woud
zonder genade ook den moerassigen bodem bedekte, waar later
Gouda verrees, durf ik niet bepalen , maar dat er, eenmaal
een zwaar en digt boscb is geweest, is ontwijfelbaar. Nietalleen,
omdat het veen reeds vanzelf op voormaligeboschrijkheidwijst, —
immers, waar overvloed is van veen, was eens overvloed van hout, —
maar de getuigen uit dien grijzen voortijd worden nog m memgte
gevonden. Gansche eikenstammen worden nog opgedolven, zware
kolossen van sterk en bard hout, dat de boeren gebruikten bij
den opbouw hunner huizen en dat ’s winters aan den haard uit-
nemende diensten bewijst. En daar was een tijd, toen het nog
vrij wat edeler bestemming bad, toen bet medewerkte om de
harten van booggeboren Heeren en adellijkc jonkvrouwen te
vervrolijken in de burgtzaal van het hooge huis ter Gouwe.
Terwijl daar de kloeke stam onder de ruime schouwe knetterde
en vlamde, klonk er het lied van „Mijnsheeren meistreel van
Blois” , en de liefelijke klank van ’t muziekinstrument begeleidde
zijn zangen en sproken. Die instrumenten waren van bet Goud-
sche grondhout gemaakt. De jonker van Blois had er den 15,tal
Junij 1362 een’ wagen vol van laten halen „tot mijns jonchen
menestr. behoef, daar si instrumenten of souden doen maken.
Zoo leverden die oude bosschen lmn aandeel aan bet genot der
grooten, en zoo leveren oude, drooge rekeningen soms kostbare
biidragen tot de kennis der kunstgeschiedenis. — Ook van de
ruwe bewoners van bet woud zonder genade scbijnt nog een over.
blijfsel bewaard. Op het museum te Gouda berust een zeer groot
schouderblad van een d ie r, in den omtrek uit het veen opgedolven.
De custos noemt het een mammouth. Wat het geweest zi j ,
mögen de Zoologen beslissen; wij leeken zien in elk geval, dat
het een kolossaal dier was, waarvoor „een mensche wel gruwen
mochte’^ als hij ’t in zijn geheel en in levenden lijve tegen kwam fefr-
Een deel van het groote bosch heeft nog lang bestaan. In de laat-
ste helft der 14'1e eeuw besloeg het nog een oppervlakte van om-
streeks 150 morgen, tusschen Moordrecht en Waddingsveen. Het
leverde niet enkel brandhout, maar ook timmerhout in overvloed,
en voor de vorstelijke Heeren van Gouda was het een zeer ge-
waardeerd reigersbosch, waar de vogels broedden en huisden, die
in het edel vermaak der valkenjagten zulk een groote, maar voor
hen -min aangename rol speelden. Het bosch werd allengs ge-
rooid en de grond verkocht of in erfpacht uitgegeven. Toen Gouda
rijk was in bierbrouwerijen, vond men er de hoptuinen; in later
tijd hadden de burgers er hun geliefk-oosde theetuinen, die de
eigenaardige weelde van een nu verdwenen geslacht uitmaak-
ten. Zoo verändert alles — land en menschen. Bosch zoekt gij
nu in Gouda’s omtrek te vergeefs, maar nog stroomt de IJsel,
die voor eeuwen zijn’ weg vond tusschen de hooge stammen en
de digte woekerplanten van het wo u d z o n d e r g e n a d e , en nog
vloeit er de Gouwe, die de moerassige wildernis doorsneed. De
zamenvloeijing dezer wateren moet reeds vroeg een zeer geschikt
punt zijn geweest voor de stichting van een kasteel. Dat de Romeinen
er een bürgt hebben gebouwd, of dat de Noormannen
er een sterkte hebben gesticht, zooals oude schrijvers beweren,
is tot nog toe niet gebleken. Maar de gelegenheid der landstreek
was te günstig, dan dat niet een of ander edelman, met of zonder
vergunning des graven, er een kasteel zou hebben gebouwd.
In de eerste helft der 13ae eeuw vinden wij dan ook een’ Di r c
van d e r G o u d e vermeld, een’ anderen Dirc, ridder, onder de
edelen aan het hof van Willem I I , en een’ derden onder de regering
van graaf Floris V. Hij was de laatste van zijn geslacht, van
den hoofdstam althans, — afstammelingen uit zijtakken waren
nog lang binnen Gouda rijk gegoed en in aanzien; welligt zijn
zij er nog niet uitg'estorven. Dircs erfdochter Sofia was gehuwd
met den welbekenden Zeeuwschen edelman Jan van Renesse, die
na het uitsterven van het Hollandsche gravenhuis zoo onvermoeid
het geslacht van Avennes bestreed eh den 12den October 1304