lieemraden van Rijnland, dat met No. 4 geteekend is. Ook
No. '29, d e C h r i s t e n r i d d e r , is van zijne hand. H e n d r i k
de Ke y z e r , de voortreffelijke bouwmeester en beeldhouwer,
leverde de bouwkundige teekening -voor het glas No. 27, dat
de stad Amsterdam heeft geschonken. De onnatuurlijk verdraaide
bouding van d e n t o l l e n a a r is aan hem niet t.e wijten.— E ndaar
is nog vrij wat m e e r! Verwondert het u , dat Nicolaas van Nieuw-
land, de bisschop van Haarlem, in 1581 een glas aan de nu
protestantsche kerk schonk, en vindt gij het vreemd, — o , in de
Goudsche geschiedenis doörknede! — dat de oud-burgemeester
Johan Hey een dergelijke gift gaf, al was hi j , de spaanschgezinde,
reeds in 1574 naar Utrecht geweken, zoo weet, dat de beide
glazen, die deze namen en dit jaartal dragen (No. 21 en 20) ,
in 1581 uit de kerk van het Brigittenklooster herwaarts werden
overgebragt.
Maar wij mögen ons hier niet langer ophouden. De togt is
vermoeijend, de rijkdom overstelpend, de kleurenpracht verblindend,
de menigte der figuren afmattend voor het oog. Laat ons
een oogenblik ons neerzetten in een der gestoelten van het koor,
dat door een prächtig koperen hek van het schip der kerk is
gescheiden. Wat hebben wij veel gezien! T e v e e 1 haast, om
het regt te genieten. Toch hadt gij bij het rondgaan nog wel
oog voor het statige front van de grafkapel der Bevemincks en
van het schilderachtige kapelletje daartegenover, waar gij, half
verlieht door het schemerend licht, dat door ijj beschilderd raam
naar binnen valt, een paar oude steenen tombes ontwaart. Gij
hebt het schoone stucadoorwerk onder het orgel opgemerkt, gij
hebt een oogenblik stilgestaan bij ’t eenvoudig monument, dat
de liefde van haar leerlingen aan de nagedachtenis van Mevr.
van Meerten-Schilperoord heeft gewijd, — ons jong geslacht is
immers de vriendelijke schrijfster voor ’t aankomend geslacht nog
niet gansch vergeten ? — en gij hebt het welbekende grafschrift
gelezen op de zerk, waaronder de vrome en vroede Dirk Rafaelsz
Kamphuizen rust. Welligt viel uwe aandacht ook op een drietal
niet onbelangrijke beeldhouwwerken in hout, van onbekende afkomst,
in der tijd op het koor geplaatst. Maar de glazen beheer-
schen alles. Wat hebben wij gezien? Niet alles was even schoon;
er zijn stukken van weinig kunstwaarde; er zijn e r, door tijd
en weer belangrijk beschadigd; er zijn e r , ten deele door her-
stelling bedorven. Laat mij hier opmerken, dat een eenvoudig
ambachtsman tegenwoordig met groote bekwaamheid de noodio-e
verlooding verrigt. Maar wij hebben een reeks van kunstgewroch-
ten gezien, waarop Gouda, waarop ons gansche vaderland billijk
trotsch mag zijn. Wij hebben een merkwaardig kunstvak in het
tijdperk van zijn hoogsten bloei aanschouwd en het genie be-
wonderd, dat zooveel bezwaren wist te overwinnen. „Een ge-
hee l,” zoo drukt Busken Huet het treffend u it, „even vol-
maakt aan teekening, als schitterend van koloriet; zamengesteld
uit een aantal in zichzelf schijnbaar onaanzienlijke deelen. Brokjes
vensterglas m lood gevat, doch bestemd om nog door de verre
nakomelmgschap geprezen te worden als een uit een stuk gegoten
monument van kunst en arbeid.” Wij lazen een hoogstbelang-
njke bladzijde uit onze rijke, kunstgeschiedenis, een gewigtige
bladzijde ook uit de geschiedenis van ons volksleven. Wij waren
getuigen van de vroomheid, die het Godshuis met kostbare gaven
versierde. Wij hadden het voorregt, in een der schoonste kerk-
gebouwen van ons vaderland te vertoeven. En toch, ligt het aan
mij, dan is ’t een kwestie van smaak en gevoel, die geen
discussie toelaat — of ligt het aan iets anders, dat die breede
nj van tafereelen uit de gewijde Schriften toch niet het beoo°-de
bereikt, toch geen s t i c h t e n d e n invloed heeft? Monumenten
van kunst en arbeid, dat zijn ze, maar zij zouden het
evenzeer zijn, als de onderwerpen gansch anders waren, of als zij
elders dan m een kerkgebouw stonden. Is de indruk daarom
welligt weinig of niet van godsdienstigen aard, omdat zij gezien
worden in eene overigens ledige en in de week ongebruikte
e ; Hebben zij de gansche eeredienst der R. C. Kerk niet
noodig, als zij ten volle op hun plaats zullen zijn? Denk u de
prächtige St. Jan in den Bosch met zulke glazen. Daar behoort
de mystiek van het licht, getemperd en gebroken door het ge