de vleugels, en vroeger was ook de brug in overeenstemming met
het geheel, eer zij, leelijk genoeg, door een’ aarden dijk met
geschoren hagen was vervangen. Het huis, dat overigens kloek
en statig uit de breede graeht oprijst, krijgt door deze overla-
ding iets poppigs en kleins. Met wat minder weelde en wat meer
smaak zou het beter voldoen. Maar als een monument van den
bouwstijl der 17de eeuw heeft het onmiskenbaar zijn waarde. Het
torentje moet daarbij evenwel buiten rekening blijven. Dat is
voor eenige jaren opgetrokken door den tegenwoordigen eige-
naar, die ook zijn huizen Twickel en Dieren met schrale toren-
tjes heeft laten voorzien. Voor dat Unico Ripperda zijn huis zoo
prächtig bouwde, had er reeds sints eeuwen een ander slot ge-
staan. Reeds in 1324 wordt een Hendrik Weldam genoemd als
schulte van Twenthe, die hier wel zal hebben gewoond. In 1618
was het h u is, althans de voorburgt, bouwvallig. Toen verzocht
de eigenaar, een andere Unico Ripperda, aan Ridderschap en
Steden van Overijsel, dat de ingezetenen van Twenthe en Haaks-
bergen bouwstoffen tot herstelling van dien voorburgt mogten
aanvoeren. Waarschijnlijk was het kasteel toen versterkt, bij het
nog altijd dreigend oorlogsgeväar, wanneer de Spanjaard, na het
bestand, soms een’ aanval op de Oostelijke gewesten mogtbeproeven.
Unico Ripperda had zijn nieuw gebouwd huis niet voor zijn
nageslacht gesticht, en maar weinig jaren had hij er genot van.
In 1709 stierf hij kinderloos. Zijn weduwe hertrouwde met een’
anderen Ripperda, Heer van Verwoolde en Vorden, en liet haar
goederen aan den voorzoon van haar’ tweeden echtgenoot , na
wiens overlijden in 1753 de havezathe Weldam aan Unico Willem
van Wassenaer, Heer van Obdam, Twickel en Lage kwam.
In dit geslacht bleef h e t, totdat h e t, nevens tal van andere aan-
zienlijke goederen, door zijn huwelijk met de erfdochter van
Wassenaer, overging aan den tegenwoordigen bezitter, den baron
van Heeckeren van Wassenaer. ’t Is sints jaren verhuurd aan den
baron van Hardenbroek van Bergambacht, die het des zomers
bewoont. Bij diens afwezigheid althans is detoegang niet ver-
gund, zoodat wij over het inwendige niet oordeelen kunnen.
DE HAVEZATHE WESTEBIXIEE. 37J
De eigenaars der vijf genoemde havezathen waren van ouds
en heeten nog B o r g m a n n e n van Di e p e n h e im. Als zooda-
nxg hebben zij, nevens den rigter, later den burgemeester,
en een hd van den kerkeraad, de aanstelling van den predikant
en van andere kerkelijke personen, waaronder vroeger ook de
schoolmeester behoorde. Zij beheeren nog een fonds a d p ios
u s u s , dat ook wel een’ kerkelijken oorsprong zal hebben, en de
oudste Borgman was, voor de markeverdeeling, markerigter. Aan
Weldam was ook nog het borgmanschap van Goor verbonden.
Maar behalve deze vijf havezathen, lag van ouds nabij Diepenheim
nog een zesde, het We s t e r f l i e r . Op een half nur
afstand m het veld ligt het tegenwoordige, mode rne huis, in T
begin dezer eeuw door de familie van der Sluijs gebouwd en
bewoond. De jagtpalen staan aan den weg van .Lochern, even
voor dat men Diepenheim binnenkomt. Van deze havezathe „sliep”
het regt. Immers, zij behoorde aan een’ Roomsch Catholieken
tak der van Hoevells, en, al bestaan er enkele voorbeelden
dat ook roomschgezinde edelen tot de Ridderschap werden toe-
gelaten, dat was toch een uitzondenng, en ten voordeele van de
Heeren van Westerflier werd die niet gemaakt. Mag er vroeger
ook het regt van borgmanschap aan verbonden zijn geweest, ook
dit regt zou tegenwoordig slapen, even als dat van Peckedam,
omdat de. havezathe den eigenaar van Nijenhuis behoort, en van
ouds geldt het in Overijsel., dat de bezitter van onderscheidene
havezathen evenwel maar wegens eene daarvan de regten, er
aan verbonden, mag uitoefenen. Bovendien zijn de regten’van
Peckedam vervallen, sints het heerenhuis is gesloopt. Het Over-
ljselsch regt van havezathe rustte op het h u i s , niet op den
g r o n d .
Dat Westerflier vermoedelijk tot de zeer oude plaatsen in
Diepenheims omtrek behoort, hebben wij reeds gezien, maar yan
dat oude is m de tegenwoordige buitenplaats niets meerte vinden.
Hielden wij ons lang in Diepenheim op, wij zouden ook
Westerflier niet onbezocht laten. Maar voor den togt, gelijk wij
dien nu m gedachte doen, ligt het te ver uit den weg. Wij zijn