284 BEN OVERWONNEN VIJA.ND.
De gansche huishonding was op den voet eener gevangenis inge-
riart. en ondanks de theorieen van hoofdschuddenden ö ' en de bezwaren
der stuurlui aan wal, — de waarachtige liefde, die geen
strengheid schroomt, de kloeke moed, die liever wil b e p r o e -
v e n , dan klagen en redeneren, de taaije volharding, die geen
miskenning vreesde, die hard durfde zijn waar het noodig was
en voor allerlei opoffering niet bezweek —- zij hebben het gewonnen.
De bedelarij is uit Gouda verdwenen, en sints de stea-
rinekaarsenfabriek en de machinale garenspinnerij tal van handen
aan het werk konden zetten, was het zelfs mogelijk, ouden van
dagen, die niet in het gasthuis konden verpleegd worden, in
de inrigting optenemen en- te verzorgen. De Goudsche we r k -
i n r i g t i n g t o t we r i n g van b e d e l a r i j is niet volmaakt, dat
erkennen hare bestuurders ten volle. Maar zij is niettemin een
welgeslaagde proeve, om een verschrikkelijk vraagstuk optelossen.
Zij verdient in hooge mate een bezoek, en het verslag, in 1875
uitgebragt, möge worden geraadpleegd door allen, die de hand
willen slaan aan den ploeg, om te beproeven wat zij kunnen.
Zooveel arnioede, zooveel bedelarij in Gouda! Nog in 1874
werden er 20318 opgenomen. Wel waren er nooit meer, dan 64
per dag, maar, al is dat groote verbetering bij vorige ja ren,
en al zijn alleen de jaren 1860 en 1865 günstiger, to e n ’t hoogste
getal der verpleegden 54 en 50 bedroeg, toch is het nog te veel.
Maar trek er sints 1866 de 36 vast verpleegden af, en het
cijfer wordt dan veel meer bevredigend. Wij kunnen dan de ver-
houding niet ongunstig noemen in eene fabriekstad, waar ult“.
December 1873 16,000 zielen woonden. En wij kunnen zeggen,
dat ook in de wintermaanden te Gouda werk is voor wie werken
wil, en dat althans de i n r i g t i n g tot w e r i n g d er b ed elari
j de luiheid waarlijk niet in de hand heeft gewerkt! Waar
vinden zij werk? Wat werk vinden zij? Laat ons nu een paar
fabrieken gaan bezoeken.
DB PIJPENINDUSTRIE. 285
Wij brengen het eerst een bezoek aan de eigenaardige Goudsche
industrie. De p i j p e n f a b r i e k heeft het eerst aanspraak op
onze belangstelling. Zij heeft de oudste regten. Overigens zouden
zij, noch door hun tegenwoordige beteekenis, noch door het aan-
grijpende harer machinerien die voorkeur wettigen. Gouda telt
nu nog 44 pijpenfabrieken. In 1751 waren er 374, eene eeuw
later, volgens officieele opgaaf, nog 119. Evenwel werden in 1853
niet meer dan 672 werklieden gebruikt, thans arbeiden er onge-
vee r 900. Dat is dus geen achteruitgang. Ten tijde van den groot-
sten bloei hielden zij, volgens opgave, 3000 arbeiders bezig. In
verhouding is de toestand dus niet zooveel ongunstiger. ’t Kan
echter ook zijn, dat het getal van 3000 arbeiders in dienst der
pijpenindustrie onjuist is. Althans Hogendorp spreekt, bij zijn
bezoek te Gouda in 1819, van 7000, „die er van heeten te bestaun”
. Maar dit bestaan was gedeeltelijk al zeer gering. Hij
had onder de menigte „veel eilende gewaar kunnen worden en
eenige uitgehongerde lichamen” . Er zullen in elk geval onder die
374 veel kleine fabriekjes geweest zijn, gelijk onder het haast
ongeloofelijke getal van 350 brouwerijen, die hier vroeger moeten
hebben bestaan, stellig ook de vele huizen zijn opgenomen, waar
men zijn eigen scharrebier brouwde, zooals sommige boeren in
Twenthe nog doen. Cijfers zonder toelichting kunnen zeer be-
driegelijk zijn.
Ook elders worden pijpen van aardewerk gebakken, maar
de G o u d s c h e pijp is de pijp bij uitnemendheid, — de pijp,
— en ’t is zelfs niet noodig, het zelfstandig naamwoord te noemen.
Een „gouwenaar” is niet een inwoner van Gouda, een
gouwenaar is een pijp. Verschillende soorten van rooktoestellen
worden te Gouda vervaardigd. De geest des tijds liet ook hier zijn’
invloed gelden. Men maakt er reispijpjes, cigarenpijpjes, zak-
pijpjes-» met regten, met gebogen, met geslingerden steel als een
waldhoren. Men maakt er kabaalkoppen, — knodsen, waarmeê