Hebben wij te lang hier vertoefd? Wijt het aan de plaats,
die Egmond eens innam. Wij bepaleu ons dan ook bij de her-
innering, dat een ander zwerveling, een vorst in het rijk des
geestes, een’ tijdlang zieh ook hier, in Egmond, ophield. René
des Cartes woonde er in een nu verdwenen huis, dat op een
stuk lands achter de kerk moet hebben gestaan. Nu gaan wij
de dorpslaan weer u i t , den grooten weg weer o p , het kleine
gehuchtje Wim m e n um door, de buitenplaats S c h u i l e n b u r g
voorbij, met haar’ .ouderwetschen aanleg en haar dünne linden,
wier stammen uit den opslag der wortels in rei en gelid op-
rijzen. Dat ook hier de reeks der buitenplaatsen, behalve deze
eene, gesloopt werd, deert ons minder, nu de weg niet meer
door het kale land, maar aan den voet der hooge duinen slin-
gert. Zie eens die prächtige begroeide duin, die zieh plotseling
als plaatst in onzen weg. Is het niet, alsof het een der rotsen
van het Rijndal was, gelijk hij daar, hoog boven de toppen der
boomen, met zijn steile helling zoo stout en krachtig opstijgt
in de blaauwe lucht! Gij zoudt dat kronkelend pad willen vol-
gen, dat onder het digte houtgewas naar boven voert. Maar wij
zullen straks nog wel klimmen. Laat ons hier de verzoeking
weerstaan. Zie eens, regts van den weg, die statige îepen. Zij
overschaduwden eens met hun breede kroonen het eenvoudig
schooltje van N. Wimmenum, -5 - o f h e t Wo u d — maar dat
schooltje was de overoude kapel van Cosmas en Damiaan, door
abt Hugo van Assendelft in 1135 gesticht. Straks leidt ons de
weg weêr längs het weiland door een laan van kloeke abeelen,
Een vijvertje is het overblijfsel van delustplaats Wo u d en D u i n ,
waarvan het ook al geldt : g e s l o o p t . Nu gaat het weêr door
het bosch, te midden van jonge, hoogopgeschoten eikenstammen,
uit den weelderig begroeiden ondergrond hun ranke, gave stammen
verhelfend, dan längs een reeks van schrale kurkiepen,
maar welhaast afgewisseld door akkermaalshout, en dan weer
door de sierlijke hagedoorns, nu zonder bloem, maar die ?t hier
in ’t vooijaar tot een verrukkend oord moeten maken, als zij
de S e u i | en bij B e rg e n