266 Verover ingen Va n de zee.
die weinige woorden ligt de heriimering aan een treunge ge-
schiedenis en aan een voortdurend gevaar. Egmond-aan-Zee lag
vroeger vrij wat meer westwaarts dan tegenwoordig, maar die
verandering hangt niet zamen met verminderden bloei. Zij spreekt
van overwinningen, door een’ magtigen vijand behaald. Niet
door Noorman of West-Fries, niet door Spanjaard of Geus!
Had meer dan eens een plunderende bende de vlam gestoken
in de huizen en schüren, had in 1573 de Spanjaard, toen hij
voor Alkmaar het hoofd had gestooten, het gansche dorp in de
kolen gelegd, wat zijn de verwoestiiigen, door dezulken aange-
rigt, bij wat d e z e e doet, de verraderlijke, verschrikkelijke
zee! Neem eens de platen uit de eerste helft der vorige eeuw.
Wij hebben hier een plaat van 1740. Nog staat de prächtige
toren met de ruime kerk en daarachter de ruine van het koor.
Maar het gebouw Staat reeds aan den uitersten rand der duinen
en gij ziet, dat het reeds door zwaar paalwerk is gestut. Yroeger
stond de kerk in het midden van het dorp. Een plaat van 1620
geeft nog tal van huizen tusschen de zee en den toren te zien.
Wat aan den zeekant lag, dat is reeds lang verdwenen, onder-
mijnd, ingestort, verzwolgen. En zie nu deze plaat van 1742.
In die twee jaren heeft de zee 'weer een deel van haar nood-
lottig werk volbragt. Nog staat de k e rk , maar de helft van den
toren is van boven naar beneden er af gescheurd. Aan den voet
der duinen, op het strand, liggen de reusachtige steenblokken.
In 1744 is ook wat nog stond, niets megr dan onkenbaar puin.
Den 27sten November 1741 was de halve toren ingestort. En de
huizen op de duinen? Deels waren zij eveneens gevallen, deels
ter helft weggezonken. Gij kunt het lezen, hoe de herberg (/de
vergulde wagen” zijn’ zijmuur verloor en de bedsteden over het
strand hingen. Dat heeft de zee gedaan, den visscher voedend
en hem verslindend, zijn scheepkens dragend, zijn huis onder-
mijnend, totdat het ineenvalt en in de diepte verzinkt. De zee!
Daar ligt zij voor ons, zoo aangrijpend door de ruimte, waarin
zij zieh uitstrekt tot aan den verren, verren horizon, waar zij
met den kristalhelderen hemel als ineenvloeit. Daar ligt zij voor
ons, zoo verheven in haar grootsche kalmte, terwijl alleen een
paar rijen van witte koppen zieh bruisend opheffen en zieh
-krommen en .over elkander tuimelen en rollen, als het golfje
breekt op het strand. ’t Is stil op zee: geen enkel zeil op de on-
metelijke vlakte; maar plegtig is de eenzaamheid, die er heerscht,
somber of doodscli is zij niet. Als gloeijend zilver flikkert zij
hier in de stralende zon: diep en donker blaauw is zij elders;
in schitterend smaragdgroen gaat daar ginds het blaauw allengs
over; op de ondiepten en banken is het groen met vaal geel af-
gewisseld, en soms drijft een wolkschaduw langzaam en statig
over dat alles heen. ’t Is stil op zee: met den Zondag liggen de
pinken op het strand, alles ademt kalmte en vrede. In het hou-
ten loodsje op de duinen droomt de reddingboot in Olympische
rust. Gij zoudt zoo zeggen, dat zij nooit iets anders had te
doen! Maar wij weten beter. ’t Kan hier spoken op de kust!
De reddingboot slaapt, maar ’t is een hazenslaap. Ieder oogen-
blik kan zij geroepen worden om dienst te doen, en dan is
zij gereed, en gereed is haar kloeke bemanning. Daar giert de
stormwind. Daar vliegen de wilde, witte koppen der opgezweepte
golven. Daar stuiven zij op tegen de duinen en spatten als wölken
van schuim uit elkander, plotseling gestuit en gebroken in
hun vaart. De gansche bevolking is zamengestroomd op de duinen.
Ängstig turen allen in zee. Yoor de hunnen vreezen zij
niet. Alle visschers waren tijdig terug. Maar met zulk noodweer
kunnen ongelukken gebeuren. Ziet, een schip in nood. Slinge-
rend vliegt het over de baren. Het eene oogenblik rijst het hoog
op de golven, straks is ’t als bedolven onder bergen van schuim.
Het nadert de noodlottige banken, waarop reeds zoo menig goed
schip is gebleven, zoo menig wakker zeeman zijn’ dood vond.
Het geoefend oog des visschers ziet, dat het stranden moet.
Maar ook de vuurpijltoestel is gereed gemaakt, de reddingboot
is naar buiten gebragt, de mannen zijn klaar bij de riemen. Het
schip heeft, gestooten, en nog eens, en nog eens, nu zit het on-
bewegelijk vast. Van het strand kan men de bemanning aan
boord zien. Daar vliegt de vuurpijl met de reddende lijn. Een