vallige groep laten vereenigen! Van Wouter Pieterz Crabeth,
den kleinzoon van den grooten glasschilder, is een verdienstelijk
s tu k , — het laatste, dat hij vervaardigd h eeft, — afkomstig uit den
ouden of St. Joris-doelen. ’t Is een krijgsraad der schutterij;
zelf is hij er op voorgesteld. Ook van zijn’ leermeester Cornelis
Keetel is een schilderstuk aanwezig, op de gewone manier, n ie t,
naar zijn eigenaardige liefhebbenj, met duim en vinger of met
den voet geschilderd, en nog een ander van Jan Danae' de Vet,
den veelbelovenden jonggestorven kunstenaar. Antonius van Mont-
foort, gezegd van Blokland, heeft er eene groote flink gecom-
poneerde schilderij, de o n t h o o f d i n g van d e n a p o s t e l J a c
ob u s , en Cornelia de Rijk «¡en bezienswaardig dierstuk. Onder
de merkwaardigheden worden getoond een in den tränt van
Reiubrandt geschilderd portret van Pieter P o t, als kind door een’
schipper in een ijzeren pot gevonden, in ’t weeshuis opgevoed,
later te Antwerpen een vermögend koopman, die aan het weeshuis
de som van 30000 gülden vermaakte, en het conterfeitsel
van een’ notaris, met een paar laarzen in de hand, die hij be-
loofde, „vrolijk” te zullen schenken aan den man binnen Gouda’s
wallen, die „zijn wijf” niet ontzag. Men zegt, dat in zijn tijd
niemand „in het Goudsche dal” den uitgeloofden prijs heeft
verdiend.
Dat trouwens in Gouda de „sceldende wiven” van ouds niet
ontbraken, en niet altijd ongestraft bleven, wordt bewezen door
een paar zware steenen, met een’ ijzeren keten verbonden, die
daar ginds liggen tentoongesteld. Een extract uit de stedelijke
rekening, er op geplakt, vermeldt:
»Luyck, steenhouwer, van den steen, dien d'e scheidende
vrouwen dragen sullen.......................................................................... 14 plack.
Pieter die smit, van die steenen met yzer te be sla an .. . 12 plack."
Dit paar steenen hing de stedelijke Regering „vrolijk” om
den hals der vrouwen, die hare mannen of elkander niet ont-
zagen. Dirk Crabeth had voor kijvende dames eene andere straf.
Hij teekende ze uit.
t e e k e n i n s e n e n k a a b t e n . 3 0 7
Tot de rubriek k u n s t , waaruit de steenen ons bijna hadden
doen afdwalen, behoort nog een groot, oud altaarstuk, terwijl
eene groote houtsneeprent, — een zoogenaamde l o t e r i j - p r e n t —
een proeve levert van de hoogte, waarop de houtsnede in 1609
stond. Het hout, waarin de teekening gesneden is, wordt er bij
bewaard. Van het kasteel komen tal van afbeeldingen voor, ook
van oude gezigten op de stad. Verdienstelijke teekeningen van
Jan Steen, in gansch ander genre dan zijn bekende schilderstuk-
ken, en van zijn’ schoonvader van Goijen, leveren gezigten op
poorten, kloosters en andere gebouwen. Zij zijn afkomstig uit
de belangrijke verzameling van de Lange van Wijngaerden° Het
Gouda dezer eeuw is op ondersöheidene punten zeer goed ge-
te ek e n d g door een’ liefhebber, den Mr. broodbakker Verspui.
Van eenige kerkglazen vindt men hier copieen, o. a. is hier te
zien, wat het bovendeel van koning Filips’ glas bevatte, ' voor
dat het door hagelslag werd vernield. Belangrijk is ook de af-
beeldmg van den tunnel of gang, die van het kasteel onder den
doorliep en nog bestaat, maar niet meer toegankelijk is
Kunstwerken in hunne soort zijn de penteekeningen van den
Heer Leonard Venray. De merkwaardige „Kaart van de landen
door den IJssel besproeid, van af Utrecht tot Rotterdam” en
de kaart van Holland in 1578 door Johan Liefrinck te Leiden
verdienen zeer de aandacht. Ook „de eerste globe van Blaeu”
mag niet onopgemerkt worden voorbijgegaan.
De eigenaardige Goudsche industrie wordt herdacht door eene
collectie aarden pijpjes, die evenwel nog verre van rijk en vol-
ledig is, door de gildekist der pijpmakers en door een houten
bord, waarop de fabriekmerken zijn geschilderd. Van de steen-
bakkers vmdt men een aantal schoorsteentegels uit het jaar 1605
en later. Van het touwslagersgilde de nagemaakte banier. Stalen
van de Goudsche lakenfabriek uit de 16*° eeuw leveren een be-
angrijke bijdrage tot de geschiedenis van de nijverheid der stad.
De boekdrukkunst wordt vertegenwoordigd door een renteboek
van 1490, gedrukt bij Gheraert Leeu, dat welligt meer op de
Jibrye of op het gemeentearchief tehuis behoort.