genoeg onbekend, zoodat zelfs v. d. Aa er geen melding van
maakt en bij de opgave der nog in ons land bestaande graftom-
bes, in den 7a™ jaargang der Kronijk van het Utrecbtsch Ge-
nootschap, alleen het bestaan er van berigt wordt, met bijvoe-
ging „dat onderzoek wenschelijk zou zijn” . Dit onderzoek
gescbiedde dan ook in 1855 door eene commissie van wege dat
genootschap, bestaande uit HH. L. J. F. Janssen, C. L. Schüller
tot Peursum en P. J. Vermeulen, en deed ' de hooÖge'beDlanffrijkheid
blijken van een werkstuk, d a t, hoewel geschonden, de
moeite en kosten eener restauratie zeer verdiende en alleszins
beloonen zou. Immers, al was blijkbaar de tombe indertijd
moedwillig opengebroken, waarschijnlijk om er onderstelde
kostbaarheden uit te rooven, de gelaatstrekken der vier afge-
beelde personen — twee ridders met hunne vrouwen — waren
nog zeer goed bewaard en wettigden het vermoeden, dat
het portretten waren. En nu bleek het uit de bijgevoegde wa-
pens, dat de eene ridder Gijsbrecht van IJselstein was en de
dame nevens hem niemand anders dan de kloeke Baerte van
Heukelom, de andere Heer Arnold met zijn gemalin, Maria
van Henegouwen. Het Utrechtsch Genootschap, gesteund door
het kerkbestuur van IJselstein en door eenige subsidien — ik
meen van Rijk en Provincie — nam het besluit, de schoone tombe
te laten herstellen en droeg het werk aan den beeldhouwer Georges
op. Eere aan ’t genootschap, dat zulk een goed werk heeft
gedaan! De gansche tombe, die blijkbaar zelve tot begraafplaats
heeft gediend, werd overgebragt naar het koor, waar zij, goed
bewaard en zorgvuldig beschermd, voor belangstellenden te zien
en te bewonderen is. Zij bestaat uit zwart marmer. De vier beeiden
liggen er nevens elkander, de handen gevouwen op de borst,
de voeten der ridders rustend op leeuwen’—-d e zinnebeeiden van
m o e d ; die der vrouwen op honden — de Symbolen der t r o uw.
Boven hunne hoofden is een Gothische deklijst, als verhemelte;
ter zijde van het hoofd staan de wapens van IJselstein, van Ar-
kel en van Henegouwen. Op het graf liggen nog twee oude
ijzeren helmen, die er ook op gevonden werden. Twee andere
helmen, de elleboog van een harnas en een ijzeren handschoen,
die vroeger ook er op hadden gelegen, zijn zoek geraalct. Het
geheel is zeer bezienswaardig, zoowel om het verdienstelijke
der bewerking zelve, als om de belangrijkheid der personen,
die er zijn voorgesteld. Het laat zieh vermoeden, dat het Guyotte
van IJselstein is geweest, die de tombe voor hare ouders en
grootouders heeft laten vervaardigen. In later tijd, toen IJsel-
stein aan de Egmonds behoorde, was daartoe wel geen aan-
leiding meer. Jammer, dat de tombe met de liggende figuren
niet goed is aftebeelden. Een photographie, van boven genomen,
is opgenomen in de, B i j d r a g e n van Jhr. J. J. de Geer; een
model der tombe wordt bewaard in de verzameling' van het
Utrechtsch Genootschap.
Nevens dit monument Staat nog een tweede. Op een voetstuk,
met vier nissen ter wederzij, gedekt door een’ blaauwen gepolijs-
ten steen, ligt het zandsteenen beeid eener vrouw, eveneens met
gevouwen handen en de voeten rüstende tegen een hondje. Twee
kinderen ondersteuneu het küssen, waarop het hoofd rust. Ook
dit beeid was geschonden en met lagen witkalk overdekt. Na ’t
voorzigtig wegnemen van de kalk bleek het kleed, het hoofd-
deksel en de leant der matras met groote zorg bewerkt, gelijk
het geheele beeid van zeer goede bewerking is. Op de voorzijde
staat het wapen van Egmond, gevierendeeld met Buren en met IJsel-
stein als hartschild. Aan het voeteneind staat het wapen van Cu-
lemborg, gevierendeeld met van de Lecke. —- Uit deze wapens
blijkt, wat trouwens ook het opschrift vermeldt, dat hier ru st:
„Aelit'dochter van Culemborg, * vrou van Ysselsteyn die stierf *
Ano XIIIICLXXI den XXIst™ Dach July ’t Is Aleida, Heer
Gerards dochter van Culemborg, met wien Frederik van Egmond
in het jaar 1464 met groote pracht in den echt verbonden werd.
Lang heeft hij haar niet gehad, en van de zeven jaren van hun
huwelijk had hij er nog bijna twee in gevangenschap te Nijmegen
doorgebragt. Dat hij haar liefhad, wordt wel bewezen door
de schoone tombe, die hij aan hare nagedachtenis wijdde. Sints
ongehuwd gebleven, is hij aan de zijde van de huisvrouw zijner