van het jaartal 1431, dat in oude Duitsche letters op de kerk
te lezen stond, zal welligt het opsehrift in zijn geheel hebben
geluid: I n ’t j a a r on s h e r e n 1 4 3 1 is de k e r k b e g o n n
e n t o t E gm o n d d o o r J o h a n , He e r va n Egmo n d . Het
vermoeden, dat het een oude grafzerk was, gelijk wel meer
in de muren van kerken werden gemetseld om ze te bewaren,
wordt m. i. niet begunstigd door de kleine afrneting en door de
vermelding „ t o t E gm o n d ” . Dat paste op een grafzerk niet.
Het wapen op den steen is dat van Egmond, maar t oorspron-
kelijke werd er in den beminnelijken patriottentijd door een’
opgewonden timmerman afgebikt. — De bouwheer der kerk is er
ook begraven. Voor den preekstoel ligt zijn zerk, met het half
uitgesleten opsehrift: I n t j a a r ons h e r e n 1 4 51 de s ma a n -
d a g s na j a n s d a c h s tor f f e d e l ............. de J a n , h e e r
t o t E gm o n d en t o t I J s s e l s t e i j n , o n d . . . . . Ook rust er
de eerste graaf van Egmond met zijne gemalin, ter wier eere
een koperen tombe werd opgerigt, algemeen als „het ledekantje”
bekend. Sonoy’s soldeniers hadden het bij de verwoesting der
kerk in een sloot geworpen. In het nieüwe kerkgebouw kreeg
het weder een eervolle plaats, maar in 1799 moet het te zoek
zijn geraakt. De Hussen hadden althans de koperen blakertjes
meegenomen. Het overige köper zullen zij ook wel nietversmaad
hebben. — In de kerk vindt men een aantal beschilderde glazen,
prijkende met de wapens van den Prins van Oranje, van Egmond van
der Nijenburg en Eoreest, en van de steden van het Noorderkwar-
tie r , ook een gestoelte met het wapen der familie van Vlade-
racken. Meer weggeborgen, dan wel ter versiering aangebragt-, is
het reusachtig rouwwapen van Hercules van Foreest, uit de ge-
eloopte buurkerk herwaarts overgebragt, en niet zeer gelukkig
geplaatst, sints de nieuwe galerij voor het orgel getimmeed werd;
is ook het wit marmeren beeidwerk rondom den ovalen toets-
steen, die een opsehrift draagt, vermeldend, dat daar een in
onze geschiedenis met eere genoemd man begraven ligt, N i c o l
a a s Wi t s e n , burgemeester van Amsterdam, gezant in Enge-
lan d , bewindhebber der 0 . 1. Comp., uitnemend aardrijkskundige,
smaakvol voorstander der letteren, de groote vriend van Czaar
Peter. Hij stierf 9 Aug. 1717 in hoogen ouderdom en werd hier
ter rüste gelegd. Behalve het latijnsche opsehrift, vertoont het
grafteeken zijn wapen, —-in 1795 uitgehakt, maar later van hout
hersteld — en zijn devies, een’ stormram, die den muur
beukt, met de zinspreuk l a b o r omn i a v i n c i t (arbeid over-
wint alles).. — Nog een ander in zijn’ tijd beroemd man ligt
hier begraven. Zijn zerk is onder stoelen verborgen; de be-
zoeker van het Egmondsche kerkje mist dus het genot van het
hoog dichterlijk grafschrift, en den held, die er ligt, ontgaat
de eer der bewondering, die hem schijnt toetekomen, volgens
zijn’ lofdiohter, die dit kunstjuweel ontwierp:
Den Eölgestrengen held
Johan van Loo met namen
Dien Denemark-Boheem-
Yenetißn befamen
Dien Essen-Willemstad
Glats- Wolfenbnttel eerd
Die hij als gonvernenr
Cornel gegonyemeerd
Die in zijn leven was
Een schrik zijner vijanden
Den perl en diamand
In d’croon der Nederlanden
Een v a t vol dapperheijd
Yol wijsheijd, vol beleijd
Wiens genereus gemoet
Yol van rechtveerdigheijd
Wiens geest te nanwe was
Dnijdsland-Slesi-Denemarken-
Italie -N ederland
Rust onder deze zarken
Wiens dertienjarige wond
Zijn leven hem beroofd
Waarover Prins en land
En iedereen bedroefd.
Hij is den 12 Deo. 1634 in den ouderdom van 44 jaren overleden.
Laat de geprezenen en beroemden zieh nederigjes houden!
Deze man, die stellig in zijn’ tijd geen onbeteekenend persoon
was, — al mag de lof van zijn grafschrift overdreven z ijn , -—
schijnt ten eenemale vergeten. ’t Is mij althans niet gelukt, iets
omtrent hem te vinden, al trof ik tal van andere van; Loo’s in
verschillende werken aan. En mij d u n k t, als de schirm van dezen
zwerver ons nu niet voortdreef op ons pad, dan zou zijn aan-
doenlijk grafschrift haast maken, dat de kerk van Egmond ons
ook „te nauwe was” !