halve d a t, heeft Gouda zelf door zijn schilderachtige stadsgezigten,
door meer dan een gebouw van architectonische waarde en door
een niet onbelangrijk aantal deftige heerenbuizen, sints een paar
jaar ook door zijn reeds belangrijk museum, wat landgenoot en
vreemde tot een bezoek mag uitnoodigen.
Natuurschoon hebben wij in dezen omtrek niet veelte zoelcen.
De bewoner van bergstreken, die voor het eerst in Holland komt ,
heeft geen oogen genoeg, om te zien, en geen woorden genoeg,
om te roemen. Hem treft het ruime gezigt, de vrucbtbare weide,
het talrijke vee, bet menigvuldige water, >t welvarende voorko-
men van bet geheel. ’t Is alles zoo gebeel anders, dan hij het
gewoon is, zoo nieuw, zoo vreemd. Wij voor ons behoeven niet
naar Gouda te gaan, om weiden te zien en water. En heeft ook
zeker dit landschap zijn eigenaardige schoonheid, bij den gloed
van het avondrood vooral, wij kunnen dat ten onzent bijna overal
genieten, en in den omtrek van ter Gouw is het land te laag en
te gebroken, dan dat het ons schoonheidsgevoel ten voile bevre-
digen zou. Wij zouden zeggen, er is in het landschap iets slor-
digs, dat ons niet aangenaam aandoet. Toch heeft het in den
loop der eeuwen reeds veel gewonnen, ’t Was hier van ouds een
waterland. Ziet de oude kaarten maar eens, wat al poelen en
plassen! Naauwelijks loopt een enkele weg er door heen; en
tot het begin der 16e eeuw was het zelfs nog erger. Toen be-
stond er te land volstrekt geen gemeenschap tusschen Gouda en
andere belangrijke plaatsen, als den Haag, Leiden, Amsterdam.
Alles, wat voor Gouda bestemd was, moest te water worden
aangevoerd, want de enkele binnenpaden, die naar de omlig-
gende dorpen leidden, waren het grootste- deel van het jaar on-
bruikbaar. Daar bestond geen eenheid van gezag, om de wegen
te verbeteren, om het afgraven er van door de boeren tegen te
gaan en de talrijke ambachtsheeren te beletten , binnen hun grond-
gebied hoogst bezwarende tollen te heffen. Allengs werd het
beter. De binnenlandsche vrede, door Karel V met krachtigen
arm gehandhaaft, maakte een drukker verkeer noodzakelijk en
mogelijk. In den tijd der Republiek werd veel goeds tot stand
gebragt, al hield de souvereiniteit der provincien en steden, bij
bekrompenheid en naijver, nog maar al te veel, wat gedaan had
kunnen worden, tegen. En in deze eeuw, de eeuw der kunst-
wegen, der spoorwagens en der stoombooten, is Gouda niet alleen
met heel de wereld in betrekking gesteld, maar is zij zelfs een
zeer belangrijk middelpunt geworden van zeer levendig verkeer.
De plassen en poelen zijn grootendeels droog gemaakt en her-
schapen in de vette weiden, die de beroemde Goudsche ofStolk-
wijksche kazen leveren. Wel, heeft de stad geleden, als zoo menig
andefre, nu de spoorbaan de reizigers daar längs voert, in plaats
van er doorheen, zooals weleer, maar een zeer drukke scheepvaart
heeft zij behouden, want alles wat van Amsterdam naar Rotterdam
vaart, of wat uit Brabant en Zeeland naar Noord-Holland
te scheep wordt vervoerd, neemt den weg over-Gouda. En
belangrijk is dit verkeer toegenomen. Werden in 1851 in de
sluizen te Gouda 18,049 schepen geschut, metende 1,597,231
ton, steedsbleef het aantal klimmende. In het jaar 1869 bedroeg
het niet minder dan 44,1 ß9 schepen en 5905 stoombooten, metende
2,450,4'38 ton. Later daalde het weer, zoodat het in 1874
bedroeg 39,007 waaronder 4,273 stoombooten, maar sedert 1851
is het getal toch'verdubbeld. En hierbij zijn niet opgenomen de
schepen en stoombooten, die de stad passeren, maar doorgaans daar
ook aanleggen, zooals in 1874 door 2,042 stoombooten gedaan werd.
" Trouwens, aan deze günstige ligging dankte de stad haar
ontstaan en haar’ lateren bloei, gelijk zij door de wateren, die
haar omringden, in oorlogstijd een bijna onneembare sterkte werd.
’t Is echter niet te öntkennen, dat het water, bij hoogen vloed,
soms ook wel een dreigende vijand wordt.
Uit den Hollandschen IJsel liep sints overouden tijd een
waterstroompje, volgens sommigen een gegraven vaart, längs
Waddingsveen en Boskoop naar den Rijn. Dit is d e Go uwe ,
allengs tot een bekwaam vaarwater uitgediept en verbreed. Gaan
wij met onze gedachten eenige eeuwen te ru g , tot het begin onzer
jaartelling, dan zien wij een gansch ander tooneel, dan wat te-
genwoordig de vlakke weilanden ons te aanschouwen geven. Naar
16*