I U I :
vangenis”, veroordeel liem dan niet te haastig, alsof zijn on-
leerzaamheid aldus oneerbiediglijk zijn school veen gevangenis”
noemde. Hij is eenvoudig een antiqnaar op zijn manier, die zieh
herinnert, dat hier tot het jaar 1854 het Goudsche tuchthuis
stond, in de laatste jaren bestemd voor vrouwelijke gevangenen.
Toen het afgekeurd en verlaten was, werd een nieuwe gevangenis
gebouwd, maar de bevolking werd in 1861, tot gering
genoegen der Gouwenaars, naar Woerden overgeplaatst. ’t Ge-
bouw is gansch verdwenen, en daaraan is niet zooveel verbeurd.
Het overoude St. C a t h a r i n a k l o o s t e r was reddeloos bouw-
vallig geworden. Maar het opschrift boven de poort verdient
wel voor de vergetelheid bewaard te worden. Nevens een paar
raspende boeven vond men er het versje dat in de opschriften-
poezy werkelijk een eervolle plaats bekleedt:
Dat gy Mer z ie t, is anders n ie t, als een vertooning zonder s tem ,
Maar in het h n y s , daar is het km y s , des dengniets dwang,
des lnijaarts klem.
Hier heeld men a f, daar is de s tra f, Mer dreigd men, daar
gescMed de daad.
En alle beyd’, i s j t aangelyd, omdat de mensch zon mijden ’t qnaad.
Op de bibliotheek te Rotterdam vond ik een curieus boekje,
beheizende ’t verhaal, hoe zekere beraohte gaauwdief P i e t e r
van B r a k e i , den 8stf]1 Januarij 1789 uit dit tuchthuis wist te
ontsnappen, hoe hij zieh geruimen tijd te Antwerpen en te Brussel
vermaakte, en hoe hij op zijne beurt verschalkt werd door een’
Amsterdammer, die gaarne de voor zijn aanhouding uitgeloofde
honderd zilveren ducatons wilde verdienen. In eenige Manuscrip-
ten betreffende Gouda, terzelfder plaatse berustend, trof ik eene
copie-declaratie aan „ten laste van Juffr. de Wed. Koen, wegens
het apprehenderen en overbrengen van haar soon na het Tugt-
huys” . (Jan. 1758). ’t Was zeker een „mauvais sujet”, die op
verzoek van zijne moeder in ’t verbeterhuis werd geplaatst. 35
gülden 4 stuivers werd haar voor deze onaangename zaak in re-
kening gebragt. En nu wij toch eens aan het tuchthuis zijn,