die evenzeer zijn verblijf in Duitschland heeft, zoodat het huis
tegenwoordig onbewoond is. De plaats draagt dan ook de ken-
teekenen, dat er de hand niet genoeg aan gehouden wordt. Ons
hindert het niet, die den overweldigenden indruk genieten van
de plegtige stilte in het bosch, waar all een het zwaarmoedig ge-
kir van de houtduif zieh laat hooren, zoo goed in harmonie met
de eenzaamheid der verlatene hofstede. Ons hindert het niet, die
het statig gebouw en de frissche beuken aan de slotgracht en
de boogen der brug met de sierlijke festoenen van klimop en wilden
wingerd en den blaauwen hemel daar boven zieh zien spiegelen
in het heldere water, en er zouden willen droomen, uren
lang, als de tijd maar evenzeer stilstond als de klok op het huis,
of het plan van den togt niet onmeedoogend tot voortgaan dwong.
Tnssehen Linschoten en Montfoort is weinig merkwaardigs te
zien. Het land, in den tijd der republiek behoorende tot het
vierde der Maarschalkambten, is vlak, regts en links bonw- en
weiland. Een enkele maal slechts slingert de weg door wat digter
houtgewas, waarin men onwillekeurig de vervallen muren van een
oud gebouw zou zoeken. Overigens maar weinig lommer. Toch
is ’t een liefelijk landschap vol vrede en welvaart ; en zooals het
welig weiland er ligt met zijn’ overvloed van geele boterbloem-
pjes, waar de gladde runderen en de kloeke boerenpaa-rden
onder de wilgen aan den slootkant den zonnegloed ontwijken,
zooals het koren er rijpt, als sluimerend onder de bevruchtende
zomerwarmte, ziet het oog met welgevallen rond en opent zieh
het hart in dankbaarheid voor den rijken, milden Schepper en
Verzorger. Daar is voor ’t gevoel iets weldadigs en bevredigends
in de welvarende landstreek. Schilderachtiger zijn welligt de
verwelooze hutten, de in lompen gehulde bedelaars; maar ook
de goed onderhouden boerderijen en de knap gekleede boeren
en boerinuen' zijn het aanzien wel waard en hebben hun eigen-
aardige schoonheid, die het hart verblijdt.
De steenbakkerijen en kalkbranderijen evenwel dragen meer
tot de welvaart dan tot de schoonheid der landstreek bij. De
scherpe ro o k , die uif de kalkovens opstijgt, kan zelfs op aan-
merkelijken afstand hinderlijk genoeg zijn, vooral, als men den
grooten rijweg houdt, die er digt längs voert. Wij hebben er
heden geen’ last van , te minder, nu wij het voetpad volgen,
dat //over de plankjes” , door het weiland h e e n , op den toren van
Montfoort aanloopt. De ligging van het oude stadje is, van hier
te zien, niet onbevallig, zooals het uit het houtgewas te voor-
schijn komt. De groote, nieuwe Roomsche kerk is nog wat
nieuw en wat kaal , om reeds een’ aangenamen indruk te maken.
De tijd moet er nog wat goed aan doen en t geboomte er
omheen nog wat opschieten. -’t Is overigens een schoon gebouw,
dat wel schijnt te bewijzen, dat de architect zijn vak verstaat
en zijn taak begrijpt;:
Het watertje, dat wij overgaan, is de IJsel, die vroeger vrij
wat breeder en dieper moet zijn geweest, maar nu geen scheep-
vaart van eenige beteekenis meertoelaat. De IJselpoort heeft niets
bijzonders; alleenlijk, gelijk te Woerden de ijzeren haisband nog
prijkt aan ’t stadhuis, zoo hangen hier nog de beide steenen
aan den ketting, die de „quade wiven” in den goeden- ouden
tijd moesten dragen. Gebeurde ’t , „dat een kwaad wijf een goeden
knaap te hoofde sprak met kwade woorden” , of „dat twee
vrouwen malkander uitscholden” , men zou haar eenen steen om
den hals rondom de poorten laten dragen, tenzij zij liever eene
boete van een pond wilden betalen,” zoo heef het in het ge-
schreven strafregt, dat Guyotte van IJselstein, omstreeks 1336,
hären poorters verleende. Enj zoo zal het te Montfoort ook wel
geweest zijn. Jammer, dat het oude archief van Montfoort nage-
noeg verdwenen schijnt en wat er over is niet, in hoofdzaak al-
thans, is openbaar gemaakt. Of er nog „quade wiven” in Montfoort
zijn, is ons onbekend gebleven. Wij hebben er niets anders
dan welwillende burgers en burgeressen ontmoet. Maar al waren
zij e r, zij zouden toch den steen niet meer dragen. Met de andere
onteerende straffen, die den overtreder aan de openbare