deur. Gij zijt in het voorportaal van h et heiligdom, en gij ziet
een b o rd , waarop u in vier talen verkondigd wordt, voor lioe-
veel per persoon gij de kerk kunt zien. Nu zijt gij er ! De deur
daar vöör u verschaft u toegang! Verre van daar, zij is onver-
biddelijk gesloten. Waarheen u nu te ■ wenden ? De deur weêr
uit en rondgezien. Tegenover u ligt een deftig huis; zou daar
de koster wonen? Waagt gij het aan te schellen, of wijstiemand,
die de kerk längs k omt, —: hetgeen eenmaal in het etmaal plaats.
heeft, — u den weg, dan zijt gij gered. Nu kunt gij, desver-
kiezende onder ’t geleide van een’ knecht, de glazen bezien. Hij
legt ze u goed en duidelijk u it, ook al staat hij met den rug
er heen gekeerd. Even als de haan van „den Sohoolmeester” kan
hij zijn les wel met gesloten oogen opzeggen. Welligt wilt gij
liever alleen ronddwalen in de wondervolle wereld, die hier voor
u opengaat. Maar in elk geval zou ik ieder aanraden, zieh vooraf
voor te bereiden op hetgeen hij zien zal. Er bestaan beschrijvin-
gen genoeg — gelukkig ! want zij ontslaan mij van de verdrietige
ta a k , om zulk een beschrijving te leveren, hoewel een herziening
zeer noodig zou zijn. Bedrieg ik mij, of valt het u aanvankelijk
niet mede ? Gij ziet sehitterende kleuren, enkele détails, maar de
indruk is meer verwarrend, dan bevredigend. Het oog is nog niet
aan die groote afmetingen gewend, gij overziet het geheel nog niet.
De onmisbare raamstijlen, die door de compositie heenloopen , staan
u nog in den weg ; het lood, waarin de stukken glas gevat zijn,
verstoort nog de harmonie. Gij moet nog leeren zien. Geen nood, dat
zal wel komen, vooral wanneer het u gegeven mag zijn, herhaaldelijk
hier te vertoeven. Maar wat ik wel zeer wenschelijk zou achten,
het is, dat onder ieder raam de bestaande afbeelding in kleuren
op kleine schaal mögt zijn opgehangen. Men kon dan eerst het
tafereel bestuderen, om het straks in zijn voile heerlijkheid te
beter te genieten. Vergun mij nu uw gids te zijn en u enkele
bijzonderheden aan te wijzen. Behalve het schoone, dat de glazen
als kunstwerken bezitten, hebben velen nog iets eigenaardigs
om den blik, dien zij vergunnen in de geschiedenis van den
tijd , waarin zij gemaakt werden en in het gemoèd der personen,
die ze schonkeu. Herinneren wij ons,' dat de St. Janskerk in
1552 door bliksemvuur in brand gezet- en nagenoeg geheél ver-
woest werd. Dit gebouw dagteekent dus van na dien tijd. Ook
de oude kerk moet met prächtige glasschilderingen hebben ge-
prijkt, en de vroomheid en mildheid van vele doorluchtige personen
beijverde zieh, de nieuw gebouwde kerk rijkelijk te ver-
sieren. Ik leid u nu terstond naar het schoone raam, dat aan
het einde van het koor is aangebragt. ’t Is in de uitleggingmetNo. 15
geteekend. Dit was het eerste glas, dat in de kerk werd geplaatst.
George van Egmond, de voorlaatste bisschop van Utrecht, schonk het
in 1555. Dirk Crabeth heeft het ontworpen en geschilderd. Daar
de kerk aan Johannes den dooper was gewijd, was eigenaardig
aan zijne geschiedenis het onderwerp ontleend. Het grootste ge-
deelte van het kolossale raam bevat dan ook de voorstelling van
J e z u s ’ d o o p d o o r J o h a n n e s . Op den achtergrond is Jezus
nogmaals voorgesteld, z i j n d i s c i p e l e n o n d e rw i j z e n d e . Teeke-
ning en kleur zijn van opmerkelijke schoonheid. Maar wat vooral
de aandacht trek t, is het tafereel in den regter benedenhoek. Daar
ligt de schenker van het glas geknield- zijn zestien kwartieren,
die nevens hem zijn aangebragt, mögen bewijzen, dat de bisschop
der ijdelheden dezer wereld geenszins was afgestorven. Trouwens,
een weinig adeltrots is te vergeven, als van vaders zijde het bloed
van Egmond, Meurs, Arkel, Cleve, Leiningen, Zarwarden,
Gulik en Bergh door de aderen vloeit, en van moederskant op
af komst uit geen minder huizen dan Wardenberg, Baden , Wur-
temberg, Óostenrijk, Nassau, Brandenburg en Lotharingen kan
worden geroemd! Maar George van Egmond was ook bisschop
van Utrecht; naast hem ligt zijn mijter, — even als ’t gelaat
van den bisschop geschonden en'minder voortreffelijk gerestau-
reerd, —- achter hem staat de schutsheilige van zijn bisdom,
St. Maarten, die een’ aalmoes geeft aan een’ melaatschen bede-
laar. Twee handen uit een wolk boven hen laten een’ regen van
goudstukken neerstroomen , en een daarbij geplaatst opschrift wekt
to t milddadigheid op. St. Maarten en de bedelaar zijn voortreffelijk
van uitvoering; vooral de kop van den melaatsche geldt