rood Sint-Janslot getooid. Welligt komen wij op onze omzwer-
vingen in de nabijheid van het huis, dat onder zware boorn-
groepen ligt verscholen, welligt landen wij aan op een open p iek ,
waar de drijvende wolken aan den hemel zieh spiegelen in het
helder nat van de kleine vijverkom. Welligt dwalen wij hier
wat korter of langer, met meer of minder fortüin, maar ten
laatste komen wij op het grondgebied van het uitgestrekte land-
goed N im m e r d o r , dat aan Z a n d b e r g e n grenst. Ook hier
openen zieh velerlei wegen, — breede zandsporen, blijkbaar door
schapen betreden, slingerende voetpaden, heidevelden, door bos-
schen ingesloten, hooge wallen, met dennen beplant, lagere val-
leijen, waarin de boerenwoning ligt verborgen, met het bemoste
dak en den rook, die vriendelijk uit de schouw stijgt en zijn kron-
kelend blaauw op ’t donkergroen gebladert teekent, alsof het
de hut van Huibert en Klaartje was. Ook hier moeten wij onzen
weg maar zoeken; wij komen vroeger of later wel aan ons doel.
Treffen wij een beukenlaan, waardoor een kunstweg loopt, dan
kunnen wij die houden tot bij O u d - L e u s d e n , want zij ver-
bindt het huis van Nimmerdor met den grindweg, die van Amers-
foort komt, maar ’t is zeer mogelijk dat wij volstrekt niet in
de nabijheid daarvan komen. Laat ons maar trachten, althans niet
te veel de rigting uit de gedachte te verliezen, en dat is niet
alfijd gemakkelijk te midden der bosschen en elkander kruisende
zandwegen! Soms hebben wij ook wel gelegenheid, zoo noodig,
den weg te vragen, want al is ’t hier rüstig en kalm, menschen,
vooral kinderen, ontbreken ook hier niet geheel, en het Stichtsche
landvolk is gedienstig genoeg om gaarne een’ vreemdeling te
regt te helpen.
Zoo bereiken wij ons eerste rustpunt, de landelijke herberg
van Ou d -L e u s d e n .
Oud-Leusden is werkelijk oud. Oud is de plaats, oud is de
eenzame toren op het hooggelegen kerkhof, ouder nog was de
kerk, die gesloopt is. Maar gij hebt daarvoor niet terstond oog
en hart. Na den frisschen ochtendmarsch verlangt gij een versterbend
ontbijt. Uw gids zal u niet aanstonds met oudheden vervolgen.
Toch zal u welligt de kennismaking daarmede niet be-
spaard worden. Gij kunt het treffen, dat het brood, u voorgezet,
u den indruk g e e ft, dat het ook nog wel uit de 8sU eeuw af-
komstig kon zijn! Een dorp is hier niet; alleen enkele verspreide
huizen vormen de gemeente Oud-Leusden. Een bakker schijnt er
niet te wonen, en het blijkt wel, dat de bakker uit Amersfoort
ook niet dagelijks herwaarts zijn schreden rigt. Wij getroosten
ons intusschen dit voorwereldlijk brood en behoeven overigens
niet te vreezen, dat wij hongerend verder zullen moeten gaan.
Voor de bewoners van Amersfoort is de herberg van Oud-Leusden
een geliefkoosde uitspanning. Voor het huis breidt zieh een
tamelijk ruim boschplein u it, dat den grindweg begrenst en waardoor
een breede zandweg zieh slingert. In rijke schakering men-
gelen zieh de tinten van het groen van iep en beuk, van berk
en kastanje, van eik en populier. Bijzonder zwaar geboomte vindt
gij hier niet, maar frisch en weelderig schieten de gezonde stammen
o p , en terzijde van het huis prijkt een eerwaardige linde,
die de lucht met den geur van haar bloesems vervult. Van den
tijd van het ja ar, ook van het uur van den dag, hangt het af, of
het landschap min of meer gestoflfeerd is. In het morgenuur is
het in den regel kalm en stil. Een enkele wandelaar he.eft welligt
de vermoeide leden uitgestrekt onder het hooge hout, of
een rustplaats gekozen op het balkon, dat de gansche breedte
van den voorgevel beslaat. Een paar ruiters, officieren van de
batterij rijdende artillerie, die in .Amersfoort in garnizoen lig t,
komen op hun’ wandelrid voorbij en maken misschien even een
praatje met de gulle hospita; maar overigens behoort het rijk
aan de pikkende hoenders en aan het trippelend kwikstaartje
met zijn keurig net wijfje. In den middag en tegen den avond
in den zomertijd is ’t er vaak levendig genoeg. Dan hebben
zieh groepjes van bezoekers. onder de boomen geschikt, dan
draven de kinders rond. dan rijden de equipages op hun’ toer
door den omtrek voorbij, dan staan er de groote rijtuigen uit-
gespannen, die van heinde en verre feestvierende gasten aan-
bragten tot een jolige buitenpartij, tot een luidruchtige potver