menschen, maar waar toch ook die vriendelijke zon en dat ont-
wakend leven over dien wagen met het zwarte kleed, over die
gestalten in hun sombere rouwgewaden een licht werpt, dat tot
we emo e d , niet tot b i t t e r h e i d stemt.
Regt tegenover de sparrenlaan, aan de andere zijde van den
straatweg, opent zieh een laan van gelijke breedte, maar met
jong hout bezet. Zij behoort tot de heerlijkheid L o c k h o r s t . Een
enkele vrij zware eik op den hoek schijnt het overblijfsel van het
oude houtgewas, een herinnering aan de dagen van weleer, een
grijsaard, die voor en na al zijn tijdgenooten zag heen gaan en
allengs een nieuw geslacht rondom zieh zag opgroeijen. Niet on-
gepast Staat op de grens der aloude heerlijkheid een Zwitsersche
chalet, die door het groote hertsgewei aan den voorgevel zieh
als een jagthuis voordoet. Dat het hier een heerlijk jagtveld is,
laat zieh ligtelijk vermoeden. Toch zoudt gij u bedriegen, als gij
op de jagtpalen den naam van den Baron van H a r d e n b r o e k ,
den eigenaar der heerlijkheid, zoudt meenen te vinden. ’t Is hier
m de omliggende bosschen, gelijk ook elders in de omstreken
van Amersfoort, een ja g t, die aan den Huize Soestdijk en als zoo-
danig tegenwoordig aan Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlan-
den behoort. De Staten van Utrecht schonken in 1681 het jagt-
regt op de gronden van Dockhorst, gelijk te Leusden en elders,
aan prins Willem III en vernieuwden deze gift in 1750 ten be-
hoeve van den stadhouder Willem IV. ’t Was zeker een bewijs
hunner gehechtheid aan de prinsen van Oranje, maar r moet voor
de eigenaars dier heerlijkheden en goederen eene alles behalve
welkome bepaling zijn geweest, gelijk het nog voor de bezitters
van menige hofstede en buitenplaats in deze streken een groot
ongerief i s , niet alleen, dat zij verstoken zijn van het genot van
het edele weispel, maar ook en vooral, dat hun goederen over-
stroomd worden met hazen, die hun gewassen vernielen en waarop
geen schot mag worden gelost. Een nieuwe jagwet, die den boer
het regt geeft, schadelijk gedierte van zijn akkers te verjagen en
die den moestuin van den buitenman tegen ongenoode gasten be-
schermt, zou stellig ook hier met ingenomenheid worden begroet!
Als het h e rt, wiens gewei de chalet op Lockhorst versiert,
binnen de palen der heerlijkheid is geschoten, dan moet het wel
vöör onheugelijke jaren geschied zijn. Reeds sints lang houdt zieh
in deze bosschen geen edel wild meer op. Ten spijt van de lief-
hebbers, die t betreuren, verdrijft de toenemende bevolking en
de jaarlijks zieh uitbreidende ontginning de herteri en de ever-
zwijnen allengs meer. In ons vaderland zijn zij nagenoeg geheel
verdwenen, en zeker getuigt het niet tegen een land, als het wild
er schaars is geworden en de Nimrods er pruttelen!
Een körte wandeling brengt ons aan het bosch van Lockhorst;
de grindweg loopt längs den zoom, maar menig voetpad lokt
naar binnen. De toegang is vrij, behalve voor losloopende hon-
den. Het belang der jagt noodzaakt den bezoeker, zijn’ vierpoo-
tigen metgezel aan een to uw met zieh te voeren, tot geringe
verhooging van beider genot. Overigens kunt gij vrijelijk genie-
ten wat het bosch van Lockhorst u te genieten geeft, en dat
is niet weinig. Want al is het niet zeer uitgebreid, onder de
schoonste en schilderachtigste bosschen van het goede land onzer
inwoning verdient het een eervolle plaats. Prächtige partijen kunt
gij er in overvloed aantreffen. Stoute sparrengroepen bedekken
den golvenden bodem; in sierlijke lijnen buigen zieh hun forsche
takken, met het zware donkergroene naaldloof behängen; kloeke
beuken met hun edele vormen en hun fijne tinten wisselen overal
het ernstig sparrenhout af. Ook de berk met zijn’ witten stam ont-
breekt er niet, noch de koning onzer wouden, de statige eik,
met zijn vorstelijke kroon, maar het schijnt hier toch meer het
land der beuken, dan der eiken. Een’ eik, indrukwekkend door