bespotting prijs gaven, is ook het steendragen afgeschaft. Wilt
gij zien, hoe althans j e u g d i g e vrouwelijke veroordeelden worden
behandeld, kom, wij hebben er hier juist gelegenheid toe.
Ons eerste bezoek geldt het kasteel, maar ditmaal niet om het
gebouw zelf. Het oude slot van Montfoort is gesloopt ; de Fran-
schen, die m deze streken zooveel onaangenaine herinneringen
achterlieten, hebben ’t in 1672 in de lucht laten springen. Wat
er van over is, is een deel van de sterke voorpoört, die eens
naar het opperhof leidde. Gij zoudt u ’t bezien der zware, ronde
torens niet beklagen, al hebben zij veel verloren sints eengroen
dijkje de slotbrug verving — en gij noemt het zijgebouw met
zijn achtkanten toren niet onaardig van vorm, al heeft ook
hier de witkwast onkenbaar gemaakt, wat er nog van de oude
muren in dit deel mag over zijn. Maar ’t is ons nu te doen om
hetgeen daar achter die oude poort is te zien. ’t Is een gevange-
ms, gij zoudt dat zoo niet zeggen. Hier geen schildwacht, die
met geladen geweer op en neer stapt. Hier geen dikke tralies
eil geen nijdige koekoeken. Het witte gebouw met zijn groote
ramen rijst vriendelijk tusschen bloemen en heesters uit de gracht.
Was de oude gediende er niet, die als portier het permissiebillet in
ontvangst neemt, waarop u de toegan'g geopend wordt, gij zoudt
eer meenen in een opvoedingsgesticht van geestelijke. zusters te
komen. Trouwens, het is hier ook eigenlijk een opvoedingsgesticht,
want het is d e g e v a n g e n i s v o o r j e u g d i g e v r o uwe l
i jke v e r o o r d e e l d e n . Hier wordt de straftijd doorgebracht der
minderjp.rige meisjes, die om misdrijf zijn gevonnisd, maar hier
worden ook de verwaarloosde kinderen opgevoed, die als bede-
laressen of landloopsters opgroeiden, of misdrijven pleegden zon-
der geacht te kunnen worden met oordeel des onderscheids ge-
handeld te hebben. Deze itweede soort, onder den min wellui-
denden naam van opvoede l ingen bekend, is door het hoofddek-
sel eenigermate van de veroordeelden onderscheiden. Overigens
dragen allen gelijke kleeding, een donker blaauw jak en dito
rok, een witten halsdoek en muts. De „ opvoedelingen” hebben
wat meer vrijheid, zij mögen o. a. de godsdienstoefeningen in
de buitenkerken bijwonen, terwijl de veroordeelden nooit bui-
ten de poort komen. Het inwendige van het gebouw herinnert
aan een kostschool, gelijk het vroeger ook was. Nergens tralies,
of grendels, of zware knarsende sleutels. Op het ruime plein
staat aan de eene zijde school en k e rk , keuken en waschhuis,
aan de andere zijde de naai- en breischool, die er met hare
openslaande ramen werkelijk alles behalve kerkerholachtig uit-
ziet. Daarboven zijn de slaapzalen en de vertrekken voor de
vrouwelijke beambten. Achter de school ligt het ruime bleek-
veld; op het plein staat een prächtige peereboom, een wijdbe-
roemde „jut” , wiens gelijke in dikte van Stam en in uitgebreid-
heid van vlugt niet ligt zal worden gevonden. Hier en daar
bloeijen bloemen, overal loopen kippen en kiekens, die de meisjes
gaarne verzorgen. De achterzijde van het plein, waar vroeger
het slot stond en nu een boomgaard is, is eenvoudig met
een houten rasterwerk gesloten. Ontvlugting zou nergens moeije-
lijk zijn, maar nog nooit is daartoe de minste poging gedaan.
De meisjes, op ’t oogenblik 67 in getal, zien er frisch en ge-
zond uit. Die in de school bezig waren, schreven eene uitmun-
tende hand en gaven vaardig antwoord op allerlei vragen, die
gedaan werden, en toen zij verlof kregen, ter eere der bezoe-
kers, om te doen wat zij zoo gaarne doen — te zingen, toen
klonk ’t
»0 Grod, verlaat ruijn Neerland niet.”
Van de bedrevenheid dergenen, die naai- en breiles ontvin-
gen, werd goede getuigenis gegeven. Schrijver dezes matigt zieh
er geen oordeel over aan. Wel weet h ij, dat onder zijn handen
de zwarte reuzenkoiis niet zoo vaardig zou groeijen, als onder
die van de blozende, welgedane twaalfjarige, die mij vertelde,
dat zij er nog tot 1884 moest blijven. — Welk een tijd nog!
’t Moet voor menigeen een zegen zijn geweest, onttrokken te
worden aan de omgeving van zonde en eilende, waarin zij opgroeiden.
Toch valt het gemis van vrijheid en van ’t ouderlijk
huis zoo hard! Een gevaarlijke tijd is ’t voor haar, als de deu-
ren der gevangenis opengaan en zij op eens weer, in volle vrij