h e id , in ’t midden der maatschappij staan. Vrij, maar met de
ouuitwischbare vlek van een vonnis. — Mögt onze tweede Kamer
eens tijd vinden en tijd laten tot het bewerken van eene goede
w e t, die den overgang tusschen gevangenis en vrijheid reg e lt!
„Er is wel eens over gedacht” , zei men ons. Nu ja! maar
daarmede zijn zij niet geholpen, die onder de proef bezwijken. —
Men rekende, dat ongeveer 75 percent goed teregtkomen. Dat
is althans een zegen; en laat het waar zijn, dat de liefde ligt
gelooft wat zij hoopt, laat er 50, of 25, of 10, of zelfs 1 percent
teregt komen, dan nog is de zorg, in Montfoort besteed,
niet te vergeefs. Mögt maar het mogelijke en het noodige ge-
daan worden door regering en beambten zamen, opdat er zoo-
velen mogelijk behouden worden!
Terwijl wij het kasteel verlaten, vol van gedachten aan de
toekomst der tegenwoordige bewoonsters, willen wij ook een
oogenblik het verledene ons herinneren. Wij kunnen daarover
kort zijn. Ook de geschiedenis van Montfoort met zijn woelige
burggraven zou een opzettelijke bewerking verdienen. Aän bouw-
stoffen ontbreekt het niet, maar aan de hand, die ze ordent. en
tot een geheel verwerkt. Yoor ons is ’t genoeg te weten, dat
het slot te Montfoort volgens de kronieken gebouwd is door
denzelfden bisschop, die het slot te Woerden stichtte. Dit sterke
kasteel moest een voormuur tegen Holland zijn. De burggraven,
die er op gesteld werden, trachtten evenzeer zieh onafhankelijk
te maken als zoovele anderen, en hun’ titel in dien van H e e r
e n van Montfoort te verwisselen, maar ’t is hun op den duur
nooit gelukt. Herman van Woerden, die het slot in pandschap
had, moest het in 1270 den bisschop opgeven. Sints was het bürg -
graafschap lang in handen van het magtig geslacht de Roover
of de Rovere. Zij waren lästige dienstmannen en hielden het
doorgaans met Holland tegen het Sticht. Zweder van Montfoort
deed in 1301 de kans ten gunste der Holländers overslaan in
den slag, waarin bisschop Willem van Mechelen sneuvelde. Onaf-
gebroken waren de twisten met den bisschoppelijken stoel, tot-
dat een der fiere Heeren tijdelijk vernederd of door groote gunCe
schiedews van MoNTVoottT. 97
sten gewonnen was. Lang duurde de vrede nooit, en de verzoening
was maar zelden opregt. In den langdurigen strijd van Jacoba
van Beijeren tegen haar noodlot, was Jan van Montfoort een
harer wakkerste helpers, maar toen de kans hopeloos stond, gaf
hij haar op. Te vergeefs vroeg zij hem onderstand, hij maakte
in tijds zijn’ zoen met Filips van Bourgondie, die hem onder
zijn raden opnam; maar deze zelfde Jan stierf in de gevangenis,
waarin hij door zijn’ eigen zoon werdgehouden.fiir-Eenmerk-
waardige figuur is een andere Jan van Montfoort, de ontembare
kampvechter tegen Maximiliaan van Oostenrijk, de onverzoenlijke
vijand van bisschop David van Bourgondie, later de wakkere
bondgenoot van hertog Karel van Gelre, raad van bisschop Fre-
derik van Baden, zijn neef. Eene biografie van dien man zou voor
den geschiedvorscher een benijdenswaardig onderwerp zijn, en
wat kon een historische roman niet worden, waarvan hij de hoofd- •
persoon was! Wat rijk tafereel zou zieh ontrollen van het leven
in dien merkwaardigen tijd , toen uit de middeleeuwen de nieuwe
tijd werd geboren en uit de menigte van min of meer onaf-
hankelijke staatjes door de ijzeren vuist en het koele hoofd van
Karel Y zieh een magtig rijk begon te vormen! — In 1580
overleed het laatste mannelijk oir van den ouden stam, en Filip-
pota van Montfoort bragt de vaderlijke goederen en titels aan
een Heer uit het edel huis van Merode, uit wier bezit Montfoort
in 1648 bij koop aan de Staten van Utrecht overging. Dat Montfoort
onder al die onrust en strijd herhaaldelijk geplunderd en
platgebrand is, spreekt wel van zelf. De Spanjaarden hielden er
in 1 5 7 4 deerlijk huis, en de Franschen spaarden het in 1672 niet.
In de vorige eeuw legde een zware brand er de kerk met 70
huizen in de asch.
In de groote k e rk , die overigens niets bezienswaardigs heeft,
ligt in een hoek van het holle koor een uitgesleten zerk. Daar-
onder is de kelder, waar de onrustige burggraven met de hun-
nen ter rüste werden gelegd. In hetzelfde koor staat een kleine
grafsteen, die vroeger het graf van een drietal Heeren van Wijn-
bergen dekte. Een aantal andere Heeren uit dat geslacht zijn,