36 SFOOKIF/N BN SPOORWEGEN.
koopman vermoord en diet lijk in het moeras bij zijn woning ge-
worpen. ’t Geroofde geld van den vermoorde bragt wel rijkdom
aan, maar geen geluk. Zijn zielsrust was we g , en als zoen voor
het vergoten bloed bouwde hij aan de Emperbrug de kapel.
’t Volk zei er van, dat die met Jodenbloed gemetseld was.
Dat er eene kapel heeft gestaan, is niet onmogelijk; er waren
oudtijds verscheidene kapellen onder Voorst. Maar dan znllen de
„groote kelders” wel hun oorsprong hebben te danken aan het
volksgeloof, dat bij ieder oud gebouw groote kelders zoekt. Vol-
gens eene andere lezing was het huis aan den ouden IJsel het
voormalige veerhuis en heette „de trapjes” , naar den trap , die
naar ’t hordes le idde, van waar men met hoog water in de
schuit ging. Op dit bordes lag een steen, waarop te lezen stond:
Deze trapjes zijn wel goed,
Maar zijn gebonwd van Jodenbloed.
De eigenaar van het veerhnis had, volgens die lezing, den moord
gepleegd. Niet ver van hier spookt het ook. Op eenige minuten
afstands van de „trapjes” stond een hek tot afsluiting van den
enk; dit werd soms door een’ grooten zwarten kater geopend.
Er zijn e r, die beweren het beest zelven gezien te hebben. — Uit
den ouden tijd met zijn bijgeloof, komen wij op eens tot den
nieuwen tijd, die zoo veel eigenaardigs wegneemt. Regts van den
weg is ’t een ongewone drukte en beweging.. Men is bezig met
den dijk voor den Oosterspoorweg van Zutfen naar Apeldoorn. Tal
van arbeiders zijn er aan den gang; het stationsgebouw, onmiddel-
lijk aan den straatweg, is reeds onder dak. Eerlang zal het gemak-
kelijker dan tot mi toe gaan, om het vrolijk Apeldoorn en het vor-
stelijk Loo te bezoeken. Van dien nieuweren tijd getuigen ook reeds
de reeks van grooter en kleiner buitenverblijven, door boerderijen
en arbeiderswoningen afgewisseld, waarnit het dorp Voorst voor
het grootste gedeelte bestaat. De weg voert met sierlijke krom-
mingen door een laan van kloeke eiken h e e n , en t geheel geeft
dien indruk van frischheid en welvaart, die een groot aantal
onzer vaderlandsche dorpen zoo bekoorlijk maakt. Van hier leidt
HET LANDGOED DE BEEI.E. 37
een zijweg naar Loenen op de Veluwe; een weinig verder een
andere naar de dorpjes Halle en Eerbeek. Ook in deze streek is
’t niet pluis: waar de weg van Gietelo naar Loenen dien van
Apeldoorn naar Zutfen k ru ist, springt „blauwe Garrit” op den rüg
of op den wagen. — Längs den IJsel breidt zieh het bosch van
het buitengoed d e Be e l e uit. Een breede eikenlaan geeft toe-
gang tot het huis, dat van hier niet te zien is tusschen het
digt geboomte, ’t Is in ’t begin dezer eeuw in zijn’ tegenwoordi-
gen toestand gebragt, en ziet aan den voorkant uit op de kerk
van Voorst, van de achterzijde op Zutfen. De zware gewelven,
waarop het huis gebouwd is, en de sterke muren toonen wel, dat
het werd bestemd tot een grooter gebouw dan er tegenwoordig
Staat. Vermoedelijk was het eens de hoofdhof der voormalige Bylre-
mark. In de 15de eeuw behoorde het goed aan de oude Zutfen-
sche familie Kreynck, later aan de baronnen van Broekhuizen
en Sloet. Mr. L. A. J. W. baron Sloet, gewezen Gouverneur Ge-
neraal van Oost-Indie, voert er den titel van. Het spookt in de
weide, die nevens de eikenlaan ligt. De „Freule van de Biele”
vertoont er zieh soms. Gelukkig is zij lichtschuw, en wie met een
lantaarn door de laan gaat, ziet haar nooit. Het dienstvolk van
de Beele neemt dan ook gaame bij avond „de luchte” mede.
Mie den straatweg houdt, laat de kom van het dorp, de zoo-
genaamde k e r k b u u r t , ter zijde liggen en ziet alleen den zwa-
ren, Vierkanten toren met zijne hooge spits, boven vriendelijke hui-
zen en vrolijke boomgroepen uitstekend. Het landschap, dat zieh
hier uitbreidt, is wel waard dat wij er een oogenblik onze aan-
dacht aan wijden en de bevallige bogten volgen, waarmee de
rivier zieh tusschen het rijke bouwland en de tamelijk hooge
oevers slingert.
Even buiten het dorp stroomt de Loenensche beek, die een
waterkorenmolen in beweging brengt, — die kostbare stoffaadje
voor menig Geldersch landschap! — en in de nabijheid trekt
een boerenhuis de aandacht door de zware eiken, die het half
verergen. Men zoeke daar evenwel geen antiquiteit; ’t is niets
an ers dan een oud. boerenhuis, waarvoor de eigenaar de oude