gedragen. De namen van Prinsman en Patriot waren vergeten ,
de grieven van voorheen waren weggewischt uit het geheugen.
Enkele jaren van gemeenschappelijken druk hadden het werk haast
van een eeuw gedaan. Een gansch ander geslacht treedt te voor-
schijn. ’t Is alsof tusschen 1799 en 1813 geen 14 maar 140
jaren liggen! En in de gezegende Novembermaand was ter Gouw
een der eerste steden, waar de Oranjevlag van den toren woei.
Slaperig waren van ouds de Goudsche „gapers” niet.
Of zij het nu zijn? Wij ontvangen dien indruk niet, als wij
de stad naderen en van alle kanten de hooge schoorsteenen der
stoomfabrieken zien, die van bloeijende nijverheid spreken. Wij
achten ons geenszins in een kwijnende plaats, als wij de goed ge-
vulde winkels aan Kl e iwe g en H o o g s t r a a t , aan de Ma r k t
en de Go uwe voorbijgaan, als wij aan de Go uwe en den
H a v e n de goed onderhouden , vaak zelfs zeer schoone heeren-
huizen opmerken en talrijke nieuwe gebouwen in de pas aange-
legde C r a b e t h s t r a a t , aan den F l u w e e l e n c i n g e l en elders
zien verrijzen. Wij zien leven en beweging door de belangrijke
scheepvaart, en gaat het meeste ook om of door de stad, de schip-
pers leggen nog wel eens aan; de winkels — niet het minst de
herbergen! — varen er wel bij. De oude No o d G o d s Ka p e l
aan de westzijde van den haven, met zijn koor in het water
bebouwd, ten behoeve der schippere gesticht, is sints 1578 ver-
dwenen, alleen de No o d G o d s . s t e e g bewaart daarvan de her-
innering. Maar „kapelletjes” van anderen aard heeft ter Gouw
voor de varensgasten in overvloed. Ook burgers en boeren ver-
smaden ze niet. Vrij wat herbergen en „uitspanningen” zijn trou-
wens noodig voor de menigte der otnwonende landlieden, die des
Donderdags de weekmarkt bezoeken. Op zulke dagen vooral is ’t
in Gouda vrolijk en druk. Aan alle toegangen der stad staan de
nette rijtuigen der boeren uitgespannen, en gij kunt er wel aan
zien, dat het den landbouwersstand in den omtrek goed gaat. De
OP MAItKTDAG. 259
hoofdstraten zijn vol van.-stevige boerinnen in haar eenvoudige
d ragt, met jak en rok en de witte muts met vrij lange pu n ten ,
die ter zijde van het hoofd zijn opgestoken. — In dit deel van
Zuid-Holland draagt men geen gouden oorijzers of ander hoofd-
sieraad. — In de winkels verdringen zij zieh, om hun boodschappen te
verrigten en hun’ vooraad op te doen voor de week. En op de
markt is het middelpunt van het bedrijvige leven. Op het ruime,
driehoekvormige ple in, waar anders het antieke stadhuis zoo een-
zaarn Staat als een, eiland in zee, golft een talrijke schare heen en
weer, met al de kalmte, die den boer van nature eigen is. On-
der het oude schavot, dat gelukkig in lang geen dienst meer d eed ,
is de botermarkt. De gladde runderen staan er goedmoedig om
heen. Hier wijkt voor een oogenblik de menigte uiteen voor
een aantal grommende varkens, die worden voortgedreven, zon-
der daarom hun pas merkelijk te versnellen en zonder zieh te
laten terughouden, van nu en dan hun siesta te beproeven op
straat. Daar rijdt een kar met nüchtere kalven; zij genieten niet
meer de e e r, door een Burgemeesterszoontje gelceurd te worden,
maar komen nog evenmin voor hun genoegen in ter Gouw. Eiders,
bij de waag, wordt de kostbare kaas aangevoerd en gewogen,
en met volle handkarren weggebragt naar de pakhuizen en
schepen, Ginds is het terrein voor de neringen en bedrijven, op
de straat uitgeoefend; kraampjes met allerlei benoodigdheden,
kleeren en paardentuigen, eetwaren en snoeperijen, sieraden en
gere ed sch ap p en d e koopman in oud roest en de vogelkoopman.
Boven het dof gegons klinkt van tijd tot tijd de schelle stem van
den stadsomroeper, die een publieke verkooping aankondigb. In
de koffijhuizen aan de markt, in den van ouds beroemden „Zahn”
vooral, kan men den tabaksrook snijden. Tegen den middag ont-
wart zieh allengs het kluwen. De markt is afgeloopen; de°paar-
den worden weer ingespannen, en nog een paar uur ratelen de
glazen van de voorbij rijdende wagens; de kramen worden weg-
gebroken, de koopwaren, die nog over zijn, opgeruimd, en als
de avond valt, staat het oude stadhuis weer verlaten in zijn een-
zame grootheid. Alleen de straatsteenen dragen nog de overvloe-
17*