het eigenaardig karakter dier landstreek, waarin nog zoo menig
herinnering van den ouden tijd is overgebleven. Zoo mag wel
ineer dan een reiziger in dien tijd den indruk hebben ontvangen,
dat er in Diepenheim wel iets te zien was. Wat dat is, willen
wij ditmaal eens gaan onderzoeken. Wij gaan uit van de onderstel-
ling, dat wij op een spoortogt door Twenthe eenige uren bescbikbaar
hebben en dat wij die willen besteden tot een bezoek aan een
weinig bekend, maar niettemin bezienswaardig stedeken. ’t Zij
herinnerd, dat het heden ons doel niet is, met allerlei eigenaar-
digheden van landstreek en bevolking kennis te maken. De tijd
is daartoe te kort en laat ons alleen to e , e e n w a n d e l i n g
n a a r D i e p e n h e im te doen.
Wij verlaten den trein aan ’t Station Marke i o, om straks'
van t Station Go or met eene volgende gelegenheid verder te reizen.
Het voetpad door het veld brengt ons in veel korter tijd in
de nabijheid van Diepenheim, dan de rijweg. Terwijl wij dus dat
voetpad volgen, hebben wij gelegenheid om op te merken, dat
de heide nog niet geheel is ontgonnen, maar voor verreweg het
grootste gedeelte zijn toch de woeste gronden, tot de gemeente
Diepenheim behoorende, in cultuur gebragt. Ook hier heeft de
verdeeling der drie bestaande marken, — D i e p e n h e im, Mid-
d e n d o r p en Ma r k v e l d e , ggr-die voor ongeveer twintig jaren
plaats heeft gehad, goede vruchten gedragen. De verschillende
eigenaars beijveren zieh, hun land zooveel mogelijk te verbeteren.
Een niet onbelangrijk aantal kleine boerderijen zijn sedert dien tijd
ontstaan, die öf in eigen gebruik zijn, öf verhuurd worden. De
ingezetenen van Diepenheim hebben de hun toebedeelde gronden
meest tot wei- en bouwland geschikt gemaakt; de grootere grond-
bezitters hebben vrij wat dennenbosch aangeplant, en met name
heeft wijlen graaf Gerrit Schimmelpenninck van Nijenhuis op zijne
uitgestrekte goederen veel tot ontginning gedaan. Maar dat werk
eischt een’ langen tijd, eer de dorre heide in vruchtbare velden
en welige bosschen is herschapen, en er zijn immers nog niet
vele jaren verloopen, sints de markeverdeeling het mogelijk maakte,
met ernst de hand aan den ploeg te slaan. In den onmiddellij-
ken omtrek van Diepenheim, waar wij ons vooral zullen ophou-
d e n , vinden wij weinig of geen heide meer. Daar werd de grond
sedert lang bebouwd, en rondom de oude havezathen groeide
sints eeuwen een overvloed van opgaand geboomte, dat bewijst,
hoe met den tijd en door goede verpleging ook deze streek
voor de houtteelt, geschikt kan worden, gelijk trouwens voor
eeuwen uitgestrekte wouden hier den bodem bedekten. Oude
oorkonden en volksoverleveringen spreken er van, en in menig
thans boomlooze vlakte verhaalt het veen van voormaligen rijk-
dom aan bosschen.
Yoor een klein deel over de heide, meest längs en door jonge
dennen, brengt ons het voetpad in een twintig minuten op den
grindweg even beneden het stadje, en nu hebben wij niet veej
schreden meer te doen, of wij zien het vriendelijk kerkgebouw
op een’ heuvel, half in ’t groen verscholen, en ter linkerhand rijst
de zijgevel van een statig heerenhuis, omgeven van bloemhof en
park. Dit is h e t h u i s te D i e p e n h e im, vroeger een versterkt
kasteel, tegenwoordig een deftige huizinge in den stijl der I7dö
eeuw. Van den straatweg voert een oprijlaan, met hooge eiken
en populieren beplant, längs de kerk en rondom een weiland naar den
hoofdingang. In vroeger dagen liep Me laan regt op den i n g a n g
aan. Toen moet er aan het begin der laan, tegenover de k e rk ,
een buitenpoort hebben gestaan. Bij den aanleg van den rijks-
weg is dit een en ander veranderd, maar de boerenwoning bij
de laan heet nog altijd / /het p o r t i e r s h u i s ” . Een hooge stee-
nen poort, die in haar frontespies de wapens van Bentinck en
Ittersum draagt, is door eene sierlijke gemetselde brug verbon-
den aan den met kraohtige eikenstammen beplanten buitensten
singel en geeft toegang tot het ruime voorplein, aan welks einde
het Vierkante hoofdgebouw lig t, terwijl, naar de gewoonte dier
tijden, groote stalgebouwen, als vooruitspringende vleugels, de