volgt. Van het dorp zelf weet ik niet veel bijzonders te verbalen,
’t Ziet er frisch en goed onderhouden uit. Een landschapschilder
kan er aardige kijkjes vinden, maar is hij conseientieus, dan kan
hij onder verdenking komen van niet zuiver te teekenen, als hij
den scheef gezakten toren met zijn regtstaanden spits naar de
natuur weergeeft. In de kerk was (of is nog) een geschilderd glas,
dat het kapittel van St. Jan te Utrecht haar in de 17de eeuw
ten geschenke gaf en dat 36 gülden kostte. Heer Jan van Mont-
foort heeft ook hier zijn herinneringen achtergelaten. Hem be-
hoorde vroeger de hooge heerlijkheid, die' in 1483 werd geschon-
ken aan Michiel van Bergen, den schildknaap van Maximi-
liaan van Oostenrijk, gelijk hem reeds in 1481 was beloofd,
toen de heerlijkheid wel verbeurd verklaard, maar nog niet
gewonnen was. In 1482 had een bende Montfoorters in Holland
gestroopt; door die van Oudewater achtervolgd, hadden zij
zieh in de kerk van Linschoten geworpen, maar ’t geböuw werd
in brand gestoken en voor zoover de plnnderaars niet in de vlam-
men ontkwamen, werd kort regt met hen gehouden. Michiel van
Bergen heeft intusschen van het varstelijk geschenk nooit veel
genot gehad, daar de wakkere burggraaf telkens in ’t bezit er
van werd hersteld, ondanks alle verbeurdverklaringen en edicten.
’t Was een wonderlijke tijd, toen een enkel stoutmoedig edel-
man den magtigen Oostenrijker handen vol werks kon geven,
toen, wie Holland aanviel, op de hulp van het Sticht en van
Gelder kon rekenen, toen zij het, als ’t noodig was, ook wel
tegen graaf en bisschop beiden durfden opnemen.
Zoo vormde zieh het geslacht, dat later den koning van
Spanje in ’t aangezigt durfde zien, en toen Holland en het Sticht
en Gelderland hun oude veeten vergaten voor een groot, ge-
meenschappelijk belang, toen waren die onrustige Heeren, die
strijdvaardige dorpers, die volhardende poorters den koning met
zijn’ ijzeren hertog en zijn oudgedienden te sterk.
In Linschoten zelf is niet veel te zien, maar ik noodig u u i t ,
een bezoek te brengen aan het huis te Linschoten, dat een klein
half uur van het dorp is gelegen. De Körte Linschoten blijft
ons ter linkerhand vergezellen. Aan den overkant wijst men in
het digte kreupelhout de plaats, waar vroeger de ridderhofstad
de Nes haar toren verhief. Zij is in het midden der vorige
eeuw den weg der meeste ridderhofsteden gegaan. — D aar ligt het
bosch rondom het huis te Linschoten met zijn prächtig, zwaar
geboomte. Een voetpad, dat achter het huis uitkomt, is wat
korter; de hoofdingang is door een groot ijzeren hek met kolossale
steenen palen, dat toegang geeft tot een breede la an , en
gij hebt het huis vlak voor u. Het is het oude kasteel niet
meer. Het gelijkt in geen enkel opzigt op eene der beide af-
beeldingen, in de rijke verzameling op het Rotterdamsch archief
bewaard, waarvan het eene het slot in 1642 vertoont. Dit huis
draagt geheel het karakter van de deftige huizinge uit de laatste
helft der 17de eeuw. Het ziet er schilderachtig u it, gelijk het
daar ligt als in eene lijst gevat door de forsche stammen en de
trotsche kruinen der beuken en linden. Weelderige klimplanten
omhullen voor een deel den wel wat stijven en drukken voorgevel
met zijn kleine kruisramen; jammer, dat zij ook de leelijke wit
geverwde houten punt niet bedekken, die als een klokkento-
rentje het gebouw ontsiert. Twee ranke to ren s, van onderen
vierkant, ter halver hoogte in achtkant overgaande, dragen sierlijke
klokvormige kappen. Een gemetselde brug leidt naar de breede
trappen en het bordes van de hoofddeur, terwijl daar beneden
de ingang is voor de keukens en dienstbodenkamers. In het huis
geeft eene ruime vestibule toegang tot de daar omheen gebouwde
vertrekken, waarvan alleen de zaal door hare ouderwetsche or-
namentatie merkwaardig is. In eene der bovenkamers, de bi-
bliotheek, is eene aardige geheime deur, een deel van de boe-
kenkast, dat de ruggen van allerlei geleerde werken te zien
geeft, maar door den druk op een veer zieh opent. Overigens
vindt men overal in het huis de wapenborden en familieportretten
van heeren en vrouwen uit het geslacht Strick van Linschoten,
die het lang bezaten. Door het huwelijk eener erfdochter
kwam het aan den baron A. H. von Arnim, en van dezen op
W. P. graaf von dem Bussche Ippenburg genannt von Kessel,