herinneren. Vergun mij, u opmerkzaam te maken op wat niet
zoo dadelijk aan den weg ligt.
Komen wij van den kant van Zutfen, laat ons dan den kleinen
uitstap maken, die ons in het dorp Voorst zelf, bij de kerk
en den toren, brengt. Zij verdienen, dat wij om hunnentwille
een weinig van den grooten weg afwijken. Op den hoogeren
zandrug, waar de V o o r s t e r Kl e i eindigt, ligt het vriendelijk
kerkgebonw, aan de eene zijde door een laag kerkhofmuurtje
gescheiden van den zandigen landweg, van voren gesierd door
een’ overouden lindeboom. Yan den dikken stam der linde, die
eens acht eilen in omtrek mat, heeft een storm het middelste
gedeelte weggeslagen. Wat er bleef van de schors verheft zieh
als twee stammen omhoog en draagt een kroon, die nog met
jeugdige frischheid en kracht zieh weift. Hoe ook geschonden,
de eerwaarde linde is het waard, dat een, die als knaap vaak
onder haar lommer en in haar’ hollen stam had gespeeld, de
Heer G. T. Middelbeek, haar in den Gelderschen Yolksalmanak
bezong. En een ander, een dichterlijk vriend der natunr, een
vriend ook van de schoone landstreek zijner geboorte, de
baron B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis, wijdde aan haar in
den als handschrift gedrukten dichtbundel „H e r f s t d r a d e n ” een
lied , waarin hij de beste herinneringen uit zijn jeugd aan haar
verbindt:
Weer groette ik n , o oude, eerwaarde Linde!
Die mij op nieuw in frisschen lentepronk
’t Genot herschenkt, d a t ik zoo teeder minde,
Toen aan mijn levenskim de morgen blonk.
Thans overschaduwt zij een’ grafsteen, door de vriendschap
en achting van den baron J. A. J. Sloet tot Oldhuis gewijd aan
de nagedachtenis van een’ der vroegere leeraars van Voorst, den
Heer D. L. Feltman. Reeds jaren te voren had de waardige
grijsaard begeerd, daar eens te rüsten, en toen hij in Dec: 1826
stierf, werd hij er ook ter rüste gelegd. En wie het in het gedieht
aan de linde leest, hoe
De trouwe vriend en herder d e r ' gemeente,
Die ook de vriend van onze jonkheid was,
wordt herdacht, hoe (/nog na vijftig jaren ’t gevoel van dankbaar-
heid niet afnam” , die staat wel een oogenblik met aandoening
stil bij den eenvoudigen grafsteen des regtvaardige, wiens ge-
dachtenis zoo in zegening bleef, en die in zijn leven een liefde
had opgewekt, die evenzeer hem als zijn vrienden en leerlingen
vereert.
Nu overschaduwt de linde een graf. Zij heeft de herinnering
te bewaren van me er, dat verging en verdween!
Eens mögt nw jengd uw moeder zien versieren
Door Wodes Prie ster in den stillen n acht,
Zijn’ God te r eer, met honderden van vieren,
Die flikkren op uw trotsche bladerdragt.
Inderdaad, al telt deze linde zelve nog geen duizend ja re n ,
toch stond hier zeker voor eeuwen reeds de heilige boom, de
gewijde linde. Dit deel der Veluwe moet reeds voor de invoering
van het Christendom tamelijk digt bevolkt zijn geweest, en waar
zieh in die dagen een maatschappij had gevormd, daar was, al-
thans in onze streken, het middelpunt van ’t gemeenschappelijk
leven door een linde gewijd. Daar kwam de vergadering der
vrije mannen bijeen, om te beraadslagen over zaaijing en oogst,
om geschillen te beslechten, om te besluiten tot oorlog of vrede.
Op menig overoud dorpsplein stond dan ook van ouds de linde,
uit den tijd, toen er nog geen dorpen waren, en allengs vormde
zieh daar de kom der gemeente. Daar verrees onder christelijken
mvloed het kerkgebouw, daar werd nog lang het gerigt gehou-
den, ’t belang van mark of gemeente behandeld. En bleven de
landbouwers op hunne erven, om kerk en plein groepten zieh
allengs de woningen der neringdoenden en der handwerkslieden.
Zoo zal ’t ook te Voorst wel gegaan zijn, en zoo was de plaats