stof, dat uw gids, Wien gij heden zult volgen, uit het vele een
keuze moet doen, als hij niet te zeer uw aandacht vermoeijen wil.
Dit deel van Kennemerland zou niet het bestek van een w ande
l in g, t zou den omvang van een b o e k vereischen, als er
alles van gezegd werd, wat de vermelding verdient. Mögt mijne
keus niet al te ongelukkig zijn geweest, in wat ik verhaalde en
in wat ik voorbij ging!
Wij laten reeds terstond alles rüsten, wat van Alkmaar zelf
gezegd zou kunnen worden. Al cm a r i a Vi c t r i x , de oude,
schoone, klassieke hoofdstad van N. Kennemerland, vereischt en
verdient een bezoek, dat aan haar alleen gewijd is. Wij verlaten
Alkmaar in den vroegen morgen door de Kennemer poort, en
daar wij nu buiten de stad zijn, heb ik vrijmoedigheid, u te rstond
in ’t voorbijgaan een huis aantewijzen, dat te midden van
andere landhuizen en burgerwoningen ligt aan eene der lanen,
die naar den Hout voeren. Het is het huis, dat B e l v e d e r e
heet; maar ik maak u daarop niet zoozeer opmerkzaam, om u
te laten beoordeelen in hoever het dien naam verdient , als wel
om u te herinneren, dat dit het huis is, waar Maria Tesselschade
Visscher gelukkige dagen sleet met haar’ beminden en vereerden
Allard van Crombalgh en droevige dagen na den dood van haar’
echtgenoot en van haar oudste dochtertje. Hier trachtte Barlaeus
haar te troosten met zijn geleerde en bevallige latijnsche verzen
en met zijn aangename bezoeken. En had Hooft, met tamelijk
gezöchte toespeling, den naam van den smaakvollen vrijer Barlaeus
in Belusar ( s c h o o n g e b r u i k ) verhaspeld, had hij daaraan
de profetie vastgeknoopt, dat s c h o o n g e z i g t weihaast voor
s c h o o n g e b r u i k zou verwisseld worden, ditmaal had de
scherpzinnige Drossaart mis gezien. „Het weeuwtje” antwoordde
veelbeteekend :
»Niets en gaet voor de eerste trouw”
en veranderde noch van gedachten noch van staat.
WEILAND EN GEESTGROND. 169
Zoo treden ons reeds terstond de schitterendste gestalten uit
het schitterendst tijdperk onzer geschiedenis te gemoet, terwijl
wij längs den Hout den straatweg naar Heilo gaan opzoeken.
Den Hout zelven — eigenlijk voluit de K e n n e m e r h o u t , want
aan den anderen kant van Alkmaar ligt de G e e s t e r h o u t —
d e n Hout bij uitnemendheid, laten wij ter zijde liggen. Later
hopen wij met de Alkmaarders eens in deze hunne geliefde wan-
delplaats ons te vertreden; voor ditmaal merken wij alleen o p ,
dat het bosch noch door aanleg, noch door houtgewas bijzonder
uitmunt, maar nfettemin voor niet verwende burgers van vele
onzer steden een zeer gewenschte aanwinst zou zijn. Wij zien
längs den zoom van het bosch enkele zonderling gevormde boomen
en wel in ’t bijzonder een’ tweetal beuken, . wier stammen
boven den grond zamengroeijen, zoodat zieh een tamelijk
hooge doorgang opent. Overigens bespeuren wij een aantal
lange, regte lanen — eene daarvan dient te zijner tijde tot
liarddravcrsbaan — • en wij komen eenige buitenplaatsjes en
herbergen en koepels voorbij. Ter linkerzijde hebben wij een
gansch ander uitzigt. Daar breiden onafzienbare weilanden zieh
u i t , groene vlakten, die zieh aan den gezigteinder verliezen. In
deze zee z'onder golven verhelfen zieh hier en daar eilanden,
d ie , behalve een boomgroep, een kleine, roode, van boven af-
gesneden pyramide vertoonen. ’t Zijn de hooge daken der boe-
renhofsteden, die alom in de velden verspreid zijn. Gelijk het
hier een verbazend verschil van landschap is, hetzij wij regts,
hetzij wij links zien, zoo is er ook een groot verschil in de grond-
gesteldbeid. Straks zullen wij bij Heilo ’t ook aan onze regter-
zijde opmerken. Van ouds was het hier een waterland bij uitnemendheid;
tal van meeren en poelen, meestal onderling Verbünden
, vormden hier een warnet van wateren. Maar längs de
zeekust liep de breede duinzoom en evenwijdig daarmede strekte
een hoöge zandrug zieh u i t , door de moerassen en meeren
heen. Op de uiterste punt ten Noorden lag Alkmaar, als op een
landtong in een onmetelijke binnenzee, terwijl zieh de geestgrond
achter Heilo in den duinzoom verloor. De wateren zijn droog