te ring,, bruidsparen met hun speelnooten, naaimeisjes methun
duenna’s , Studenten, en ridders van de el, die voor Studenten
willen doorgaan, familien uit Amersfoort met hun loges. Zij
komen hier ongestoord de heerlijke buitenlucht genieten en de
goede gaven, in de rijtuigen medegebragt of door de vlugge
kastelemes met haar dienende geesten bereid in de groote keu-
ken, waaruit de eigenaardig scherpe geur van het brandend
hout u reeds van ver in het bosch te gemoet kwam. — Wij treffen
het tijdperk van de morgenrust,- wij genieten de weldadige
kalmte, en als de inwendige mensch is verkwikt en versterkt
dan luisteren wij eens naar wat de geschieden!s. ons van dit oord
heeft te verhalen, en dan zien wij eens rond naar hetgeen uit
de dagen van weleer mag zijn overgebleven. Veel is dat niet
Eene oude oorkonde berigt ons, dat Li s iduna, gelijk het des-
tijds heette, m 779 of 780 door koning Karel aan de kerk van
Utrecht werd geschonken, tegelijk met een viertal bosschen, aan
de beide oevers van den Eemstroom gelegen, Hengestscote en
r ornhese, Mocoroth en Widock. Zelfs vond ik het vermeld als
reeds in 697 genoemd en eenigen tijd later als de bezitting’van
zekeren graaf Wiggerus, wien het tot wederopzeggings toe geschonken
was, en te Leusden wil men weten, dat de klok in
den toren uit denzelfden tijd zou zijn. Het eerste berigt schijnt
echter onzeker; het laatste is zonder twijfel hoogst verdacht,
om er niet meer van te zeggen. Dat de streek reeds vroeg be-
woond werd, laat zieh gissen door haar betrekkelijk hooge lig-
ging. Overblijfselen van een vroegere heidensche bevolking zijn
er intusschen, zoover mij bekend is, niet gevonden. Toch zou
'’i niet vreemd zijn, als hier in den omtrek grafheuvels werden
aangetroffen en urnen te voorschijn kwamen. Hadden wij tijd en
verkondigde ’t geschutgedonder uit de verte niet, dat het op ’t
oogenblik in die rigting onveilig is, Wij zouden eens kunnen
onderzoeken, wat er zijn mag van oude steenen en grondvesten,
die op gindsche verwijderde heuvelen moeten te vinden zijn.
Welligt gordt een Amersfoortsch navorscher zieh eens tot ont-
dekkmgstogten aan, ter opsporing van nog onbekende oudheden
in de heiden rondom Oud-Leusden. Ons werd verhaald, dat
tegenover de herberg in der tijd een klooster moet hebben ge-
staan, en welligt nog een tweede bij de boerderij achter het
kerkhof. Qroote, nu digtgeworpen kelders moeten daarvan nog
getuigen. In den //Spaanschen” tijd zouden zij verwoest zijn. Mis-
schien is die verwoesting ook wel te brengen op de rekening
van Maarten van Rossem, die in 1543 het dorpje heeft geplun-
derd. Van deze onzigtbare oudheden wenden wij ons tot hetgeen
nog te zien is. Op weinig schreden afstands van de herberg staat
een toren, die het middelpunt- van het dorp vertegenwoordigt,
een vierkant gebouw met spitsen kap, dat gezegd wordt uit de
12de eeuw afkomstig te zijn, hoewel noch de bouworde, noch
de grootte der baksteenen dit vermoeden schijnt te bevestigen.
Maar zeer oud, waarschijnlijk uit de l l äe eeuw afkomstig, moet
in elk geval de Romaansche kerk van duifsteen zijn geweest,
die eens aan dien toren was gehecht en in 1828 werd afgebro-
ken, niet zoozeer omdat zij bouwvallig was geworden, als wel
omdat zij te afgelegen was voor het gebruik der gemeente, die
in dien tijd tot eene zelfstandige gemeente werd.gemaakt, en
ten wier behoeve te Nieuw-Leusden of Leusbroek een bedehuis
was gesticht. Jammer, dat dit eerwaardig gedenkstnk onzer oude
kerkelijke bouwkunst niet v gespaard is geworden! Zöö rijk zijn
wij aan zulke monumenten niet, dat wij ze zonder leedwezen
zouden missen. Schilderachtig ligt nog de toren op het kerkhof
tusschen de hooge iepen; ruim is het uitzigt, dat vöör de
torendeur zieh opent over de golvende heuvelen, met akkers en
dennenbosschen bedekt, en bekooilijk ook de landweg tusschen
den vervallen kerkhofmulir en den wal daartegenover, waarboven
statige eiken hun kruinen verhelfen, het lommer van hun breede
takken beschermend uitbreidend boven.het rieten dak der schaaps-
kooi aan hun voet, en over de witte boerenwoning, die zieh
tusschen hun knoestige stammen verschuilt. 't Is een romantisch
plekje, waar t ons goed is, een wijle tijds te vertoeven. Maar
de plegtige stilte voegt hier beter dan ’t feestgejuich en het
vrolijk gelach, en in zoover betreuren wij het niet, wanneer