Maar de toren, in Romaanschen stijl van duifsteen opgetrokken,
heeft het oude karakter nog bewaard en staat daar als een ge-
tuige uit lang verloopen tijd. Voor den toren ligt het putje. Wij
gaan het een bezoek brengen, maar verzuim n ie t, als gij längs
de kerk gaat, even den blik te slaan in de klänge, lange laan”
van beuken, onder wier statige gewelven uw oog de lengte van
een half uur gaans overziet. Wij zien haar niet, als Hildebrand,
gehuld in die wondervolle, geheimzinnige sehemering, die het
dikke sneenwkleed op de takken er verspreidt, of in die fantastische
schoonheid, als de rijm de dünne twijgen tot een kristallen
netwerk vlocht. Maar ook heden is zij schoon, met het
doorvallend licht van den helderen herfstmorgen, overal speiend
op stammen en grond. En hebt gij een weinig tijd , zoek dan
bij het ffsparrenbosch” dien met kreupelhout overgroeiden aard-
wal, dien de overlevering als Willebrords p r e e k s t o e l noemt.
Hier in het bosch, hier was ’t een k erk, zijner waardig! Wij
begrijpen, waarom onze Vondel het bosch heeft genoemd:
»een kerk van ongekorven hont.”
Wij begrijpen, hoe de Gothische bouwmeester aan de ranke
stammen met hnn takken, hoog in de lucht elkander ontmoe-
tend, het denkbeeid heeft ontleend van die heerlijke kerkgebou-
wen met hun slanke, statige zuilen en hun omhoogstrevende
kruisgewelven. Inderdaad, de Gothische dom is een bosch, een
heilig woud. Maar juist daarom weet ik n ie t, of de Gothische stijl
wel voor wereldlijke gebouwen past, tenzij dan voor raadhuis of
geregtshof misschien. In het bosch vereerden de vaderen hun goden,
daar kwam ook de volksvergadering bijeen. Maar in het bosch
woonden zij niet en vierden hun edelen geen feesten. Voor pa-
leis of kasteel, voor feest- of concertzaal, acht ik den Gothischen
stijl oneigenaardig. En hiervan ben ik zeker, dat hij bespottelijk
wordt, als hij op kleine, nietige gebouwtjes wordt toegepast. Tus-
sehen het verhevene en het belagchelijke ligt maar eene schrede.
De Gothische dom is een heilig woud, het Gothische optrekje of
nermnert op z ip hoogst aan een
pneeltje m een’ boeren-theetuin.
En ziehier nu het beroemde putje. Vermoedelijk valt het
u met mede. Er is ook niet veel aan te zien. % Is een put
gelijk gr, die op boerenerven zoo dikwijls hebt gezien; alleen’
deze is met rond maar onregelmatig, zevenhoekig van vo rm ’
met groote roode tegels bemetseld, en de rand is van zandsteen’
Gij hadt lets meer poetisch verwacht, dan zulk een boerenput
waaraan zelf de prozaische wip niet ontbreekt, aan den achterkant
met steenen bezwaard en van een’ zeer gewonen emmer
voorzien ; ook ligt er een gebroken drinkbak voor het vee. Maar
aan de post, waar de wip op draait, is een collecte-busje be-
vestigd „voor de a l g eme e n e a rm e n ”. Dit geeft er een
geestehjk karakter aan. En de drinkbak is een oude steenen lijk-
st naar men verzekert, afkomstig van het kerkhof der abdij
van Egmond. Wie weet, wat geleerde Benedictijn, wat vrome
kloosterbroeder, wat magtig kerkvorst daarin eens met eerbied HB | | BE Wie het overblijfsel aan de gewijde aarde
toevertrouwden veihg in zijn steenen omhulsel, weinig hebben
zij gedacht, dat eens ongewijde handen ’t gebeente onachtzaam
zouden verstrooijen, dat het vee zou gedrenkt worden uit
de laatste womng, die met zoo liefderijke zorg den vereerden
doode bereid was!
De put van Heilo was van ouds een druk bezochte bede-
vaartsplaats en aan het water wordt de kracht toegeschreven
om longziekte van het vee te genezen. Maar veel meer in eere
— f l V°nge eel^ jo o ra l, een ander putje, de Runk s -
P , ongeveer een half u ur zuidwaarts, waar weleer de ka-
pe van 0 . L. V. t e r No o d plagt te staan. Daar ontstond in
1713 op eens een p u t, _ vermoedelijk werd toen door een of
ander oeval een overoude gewijde put weer geopend _ en
d e z e plaats verkreeg een’ verbazenden toeloop van volk, zoodat
zelfs reiskaarten werden uitgegeven, ter aanwijzing, hoe men het
wdke h l b 0^ W M k°n d° eD’ Wdke welke herbergen er waren, terwijl van den reainsdSeerleegne ^keadnte nd oeonr
12*