deftig grietenijhuis gebouwd. Groot Ha e r sma - s t a t e werd in
1841 gesloopt, en er leven nog, die ’t gezien hebben, hoe, met
de familiepapieren, ook de archieven van Smallingerland werden
verbrand. Nog worden hier en daar papieren bewaard, toen uit
de vlammen gegrepen. Enkele bijzonderheden zijn daardoor behou-
den gebleven, maar verreweg het meeste, wat licht had kunnen
geven over den ouden toestand en de oude geschiedenis der grie-
ten ij, is voor altijd verloren.
Nog was de vrede te Munster niet gesloten, nog had de Re-
publiek der Yereenigde Nederlanden den strijd om haar onafhan-
kelijk bestaan te voeren. Die strijd had schatten gekost, maar
schatten waren ook toegestroomd door den handel op Oost en
West. In bange dagen was een volk gevormd, vol ondernemings-
geest en volharding. Geestkracht en rijkdom beiden drongen tot
veroveringen, die niet op een buitenlandschen vijand werden be-
haald, maar in het eigen vaderland gewonnen. Alom werden mee-
ren droog gemaakt, veenen ontgonneu, moerassen ingepolderd.
Het was de oude strijd van den landzaat, maar die in de 17<le eeuw
met kracht werd ter hand genomen. Ook hier in Smallingerland
werd het groote werk met moed en ijver aanvaard. Wel was reeds
hier en daar de verveening aangevangen, maar ook nog maar
h i e r en d a a r , zonder plan en eenheid en niet zonder tegenwer-
king van naburige plaatsen, maar van het jaar 1641 dagteekent
de tijd, waarin zij op groote schaal werd opgezet. Toen sloten
de veengenooten van Noorder- en Zuider-Dragten een contract met
eene compagnieschap in den Haag; toen werd de groote vaart
gegraven, uit de Smalleester zanding, oostwaarts door de Drag-
tens, längs Ureterp tot aan de Friesche palen en verder naar
Bakkeveen en de thans zoo bloeijende veenkolonie Haulerwijk.
Dat was het begin eens nieuwen levens! Tal van slooten en wij-
ken voerden de kostbare brandstof uit de veenderijen daarheen,
en waar het veen was weggenomen, daar bleef een ondergrond