dat Egmond de plaats niet was voor teedere nonnekens. Niet op
de grenzen van zijn gebied, niet in de gevaarlijke nabuurschap
der plunderzieke West-Friezen behoorden zij tehuis. Zou het
klooster van Eginond blijven bestaan, dan vereischte ’t een kloeke,
mannelijke bevolking, in wier band bet zwaard evenmin mis-
plaatst was als bet bidsnoer. Zoo verplaatste hij de nonnen naar
het veiliger Bennebroek, en St. Adalberts klooster werd een convent
voor monniken. Tevens liet graaf Dirk bet houten gebouw door
een steenen vervangen. ’t Schijnt mij toe j meer orn eerbied voor
bet godsbuis te toonen, dan om er grooter sterkte aan te geven.
Hout was in die boschrijke streek goedkoop; steen — duifsteen
vooral, die van ver moest worden aangevoerd, — was uitermate
kostbaar. Zonder twijfel waren de oude gebouwen hier van hout,
en dat zulk een gebouw een geduchte sterkte kon zijn, wel
wordt het bewezen door bet gevreesde roofslot E e r d e in Over-
ijsel, dat deels van hout, deels van steen was gebouwd. Een
belegering van vijf weken hield het u it, het eerst bezweek het
steenen gedeelte voor den stortnram en de blijden, en na de
overgave was het hout.werk bijna niet te sloopen. — Kostbare
geschenken ontving het klooster van het grafehjk gezin. De graaf
schonk een prächtig Evangelie, den band met goud en kostelijke
edelgesteenten versierd. Het boek berust nog in de Koninklijke
bibliotheek te ’s Hage, maar zonder het goud en edelgesteente.
Gravin Hildegardis, vermoedelijk een Vlaamsche gravendochter,
kleindochter van koning Alfred van Engeland, begiftigde het
gesticht met eene altaarstafel, waarop, nevens de afbeeldingen
van St. Adalbert en St. Bavo, en menig onsehatbaar juweel,
ook de wonderbare steen O s t e l a n u s 1 schitterde, die niet alleen
het gansche koor met zijn stralen verlichtte, maar ook ontzigt-
baar maakte wie hem* bij zieh droeg. Dat moet een uitlok-
kende eigenschap voor een’ dief zijn geweest! Trouwens, in Johannes
a Leydis’ tijd was die steen reeds gestolen. Bovendien
1 Volgens V a n W ijn , H u i s z i t t e n d l e v e n , l»to deel, 4<k s t a k , blz.
604 e. v ., moet de naam waarschijnlijk o p t a lm i u s ( o o g s te e n ) zijn.
stond het grafelijk echtpaar aan het klooster een groot aantal
goederen af, die bewijzen hoe belangrijk en hoe wijd verspreid
in dien tijd hun bezittingen waren. Ook Dirks zoon Egbert, de
beroemde aartsbisschop van T rie r, bewees aan Egmond zijn voort-
durende belangstelling. Van hem ontving het klooster, nevens
menig sieraad, en, wat niet minder welkom was, menig kostbaar
handschrift, ook tal van reliquien, en daaronder een stuk
van het kruis, in goud gevat. En graaf Arnulf, zijns vaders op-
volger in het graafschap, wedijverde met vader en broeder in
’t verrijken der kloostergoederen; nevens tal van hoeven, schonk
hij de kerk van Vlaardingen met de tienden aan St. Adalbert.
Niets anders deden zijne opvolgers, al liet ook de voortdu-
rende- strijd, dien zij te voeren hadden tot vergrooting en be-
vestiging van hun aangroeijend gebied, niet altijd toe, zöoveel
gunst aau Egmond te bewijzen, als wel in hun hart mag zijn
geweest. Maar al verrezen nevens Egmond allengs meer gewijde
gestichten, die een deel hunner gaven eischten , Egmond bleef
hun eerste liefde. Daar werden zij ter rüste gelegd met hun
gemalinnen en kinderen. En de Egmonder kloosterbroeders
vergolden die weldaden met hartelijke dankbaarheid. Aan hun
lijsten van goederen en giften, aan hun jaarboeken, aan de
Charters, die zij voor het nageslacht opteekenden, danken wij
onze kennis van die eerste graven. Daar vinden wij de bronnen
voor de geschiedenis van Holland in den tijd , waaruit anders
naauwelijks een enkele bijzonderheid zou zijn bewaard gebleven.
Als de abdij van Egmond ons nog achtenswaardig en dierbaar i s ,
dan is het niet alleen en niet vooral om haar’ rijkdom en luister,
maar dan is het in de eerste plaats als de kweekster van kennis
en wetenschap, gebrekkig, naar onzen maatstaf gemeten, maar
voor dien tijd hoogst belangrijk en veelomvattend en voor onze
geschiedenis van onschatbare waardij.
Een uitnemend voorregt verkreeg het St. Adalberts convent
door bemiddeling van graaf Dirk VI in 1138. Toen hij ter bede-
vaart naar Jeruzalem trok, verzocht en verkreeg hij van Paus
Innocentius I I , dat de kloosters van Egmond en van Rhijnsburg