zigt op een lange laan van eiken, die zieh in ’t verschiet verliest
in een weiland, waar als een gouden poort zieh opent, als
de zon er ter kimme daalt.
En onder dien indruk willen wij voor ditmaal scheiden.
A A N T E E K E N IN G E N .
De bronnen voor de kermis van de Friesche gesehiedenis zijn nog geenszins
rijk te noemen, vooral sints Dr. J . Bolhuis van Zeeburgh de onde kroniekschrij-
vers onbarmhartig heeft nitgemonsterd. De onde gesehiedenis van bet gedeelte
der Zevenwonden, waartoe Opsterland behoort, schnitt nagenoeg geheel in het
dnister. Ook voor andere bijzonderheden vond ik omtrent Friesland veel minder,
dan omtrent andere provineiön. Behalve de werken van W i n s emi n s en Sch o-
t a n n s , leverden de Friesehe volks-almanakken enkele gewaardeerde bijdragen;
die van 1862 over Opsterland, die van 1839 en 1841 over Bakkeveen. De
woorden, die de Friezen aan de Saxers voorzeiden, worden vermeld en verklaard
in den almanak van 1838. E e k h o f f , K ö r t e b e s c h r i j v i n g v a n de p r o -
v i n e i e F r i e s l a n d werd ook geraadpleegd, gelijk zijne beschrijving dier pro-
vineie in d e A a r d b o l .
Op de groote k a a rt van B. Schotanns ä Sterringa zijn de verwoeste hnis-
plaatsen te Bakkeveen dnidelijk aangewezen. Over hetgeen tnssehen 1227 en
1232 bij Mtzpete gebenrde, is te vergelijken: W e s t e n d o r p , J a a r b o o k
v a n en v o o r de p r o v i n c i e G r o n i n g e n , 1, bladz. 272—288.
In een volgende aflevering hoop ik eenige opgaven te plaatsen, mij na ’t
verschijnen der vorige wandelingen verstrek t, eneen paar onjniste nitdrukkin-
gen te verbeteren. Maar daarop wenseh ik niet te wachten met debetniging,
d a t sints bladz. 39 werd a fgedrakt, gebleken is , d a t de daar bedoelde Com-
missie wäl iets kan doen. Dat is verbindend en geeft moed.
D R A G T E N EN O M S T R E K E N .
Nu wij toch eenmaal in Friesland zijn, willen wij er nog
eenigen tijd vertoeven.
Wij zetten onze wandeling voort van O l t e r t e r p naar Dr ag-
t e n , en zien eens rond in het belangrijk en bloeijend vlek, dat
tegenwoordig de hoofdplaats der gemeente Sma l l i n g e r l a n d
is. Wij blijven dus in dezelfde landstreek, maar behoeven voor
eentoonigheijl niet al te bezorgd te zijn. Reeds wezen wij met
een enkel woord op het verschil in het karakter van landschap
en bevolking. In het deel van Opsterland, dat wij voor Beetsterzwaag
bezochten, de eenzaamheid der önmetelijke grasvlakten,
bij Beetsterzwaag zelf de stilte der uitgestrekte bosschen, —
hier de bedrijvigheid van aanzienlijke boerenplaatsen, längs den
weg te midden van bouw- en weiland gelegen. Daar, in het adel-
lijk Beetsterzwaag, de deftige pracht eener rijke aristocratie, —-
hier, in het burgerlijk Dragten, de levendigheid van een’ krach-
tig zieh, ontwikkelenden middenstand. Daar statige buitenverblij-
ven, — hier welvarende burgerwoningen en winkels en boerde-
rijen, fabrieken en molens. Daar soms een schitterende equipage
met liverei en kostbare raspaarden op de straat, —- hier een
drukke scheepvaart op de kanalen en de veelkleurige rijtuigjes der