gelijk die zoo dikwijls op de schilderten van Jan Steen en David
Teniers wordt aangetroffen, neemt de ruimte tusschen zijwand
en schoorsteen in. Ver springt de mantel, die met blaauw gebloemde
borden versierd is, in de kamer uit, zoodat onder'de
schouw plaats is voor de bedstede in den hoek en den grooten
statenbijbel op den lessenaar daarnevens. Met gekleurde tegels is
de schoorsteenwand opgezet; glinsterend geschuurd is de ijzeren
vuurplaat en de plaat op den grond •, waarom ’s winteravonds het
gezin zieh zoo gezellig schaart, en smetteloos blinkend zijn de
koperen en ijzeren voorwerpen en versierselen, tegen de muren
opgehangen, waaronder g ij, nevens tang en aschschop, ook bitten
en andere dergelijke Ornamenten vindt, die gij zoo onder een’
schoorsteen niet zoeken * zoudt. Groote eikenhouten kästen, die
vazen en kommen dragen, staan längs de wanden geschaard;
veelkleurige borduurwerken, gewrochten der kunstvlijt van het
dochterental, zijn längs de muren opgehangen. Het geheel is goed
in.de verf en keurig net onderhouden, zoo n e t, dat Jan Steen
die Lockhorster kamer zeker nooit voor een van zijn geestige
tafereelen zou hebben gekozen. Ons, gasten die er vertoeven, is
zij daarom niet minder welkom. Tot de boerderij in dit gedeelte
van het Sticht behoort de veestal, aan het woonhuis Verbünden,
het bakhuis op eenigen afstand en doorgaans ook de groote
schaapskooi er nevens. Zoo zult gij het ook hier op Lockhorst
vinden.
Längs de beek en den zoom van het bosch zetten wij nu
onze wandeling voort, om -een bezoek te brengen aan het
schoone buitengoed d e H e i l i g e Berg. Van de brug over de
beek weidt het oog met welgevallen over het goivende koren-
veld, waarboven de toren van Amersfoort op eenigen afstand
uitsteekt, en wiens geele halmen, rijpend tot den oogst, zoo
liefelijk uitkomen tegen den donkeren wal der hooge boomen,
die hun stammen en kruinen spiegelen in het helder nat. Tusschen
het plantsoen der lustplaats en een’ hoogen kamp bouw-
lan d , leidt ons de grindweg heen, aan de eene zijde afwisselend
door linden en kastanjes, aan den anderen kant door beuken
beschaduwd, en weldra opent zieh voor ons een frisch en vrolijk
tooneel. Een ruime, bloeijende vlakte breidt zieh u it, te ruimer,
naar ’t ons schijnt, omdat ons oog gewend is geraakt aan den
eng begrensden horizon van het bosch. Wij / N ederlanders, aan
onze haast onbeperkte landschappen gewoon, wij kunnen zeker
volop genieten in bosch- en bergstreken, maar ’t is ons toch,
of t op den duur ons beklemt en benaauwt; wij halen weer
adern, als wij weer vrij kunnen rondzien en opzien! —- Boven
het bouwland voor ons verheft zieh een nieuwe, sierlijke to re n ,
t is die der R. C. kerk van het dorpje Hamersveld. De grindweg
, die zieh regt voor ons uit op eenigen afstand in het hout-
gewas verliest, voert blijkbaar derwaarts heen. Een andere grindweg
slingert in bevallige bogt längs de vlakte, en aan onze
linkerhand doorsnijdt zij de schoone lustplaats, die de piek be-
slaat, waar eens het klooster H o h o r s t ofde He i l i g e Be r g
heeft gestaan. Naar de genealogie der Lockhorsten verhaalt, was
Adam van Lockhorst op het einde der 10de eeuw de stichter
van het klooster ¿¿of heeft hij althans den grond er toe geschon-
ken , waar bisschop Ansfried in 992 ljet kloosler voor Benedic-
tijnen ter eere van Christus, de H. Maagd, de apostelen Petrus
en Paulus en va.n St. Maarten deed bouwen. Maar niet lang
bleef hier het geestelijk gesticht gevestigd. Een latere bisschop°,
Bernulfus, bragt het naar Utrecht over, waar het, onder den
naam van de abdij van St. Paulus, eeuwen lang heeft gebloeid
Welke bestemming de Heilige Berg toen heeft verkregen, is mij
onbekend. De volksoverlevering maakt er een vrouwenklooster
van en verhaalt, dat de heuvel, waaraan de naam is ontleend
door de nonnekens met haar vingerhoeden zou zijn opgeworpen.
Daaraan schrijft zij de „heiligheid” van dien heuvel toe. Levert
zij er tevens niet onbewust een scherpe kritiek van het klooster-
leven meeP Volgens eene andere overlevering zou de H. Ursula