dat zij niet zouden hebben genoten, al had de regen neergestroomd
en al bad de visch volhardend besloten, zieh ditmaal niet te laten
vangen. Toch zouden zij pret hebben gehad en wij met heil.
Maar wij hebben nog den Koning dezer landstreek, den boer,
niet bezocht, en hij is toch wel een bezoek waardig, de flinke
bouwboer op zijn flinke plaats. Wij hebben een ruime keus tus-
schen tal van plaatsen aan Noorder- en Zuider-styiatweg, onder
het gebucht Tijen, of aan de Ureterper vaart of te Selmien. Wel
behooren deze beide laatste streken onder Opsterland, maar zij
kunnen toch tot de omstreken van Dragten worden gerekend,
daar zij op geringen afstand liggen en met Dragten in veel le-
vendiger verkeer staan, dan met de verder afgelegen hoofdplaats
hunner eigene gemeente. De boerderijen zijn hier meestal eigen
plaatsen, gemiddeld 30 a 40 bunders groot, voor een goed deel
bouwland, hoewel ook het weiland geenszins ontbreekt. Het hooi
wordt ook hier nog grootendeels uit de maden getrokken, maar
de nadeelen daarvan worden allengs meer algemeen gevoeld, en
de stalvoedering zal zieh uitbreiden, ook omdat allengs meer van
de maden aan den snit komen. De grond levert voora.1 rogge en
boekweit, in de laatste jaren wordt er ook veel vlas verbouwd.
De landen, tot eene plaats behoorend, liggen doorgaans goed
aaneengesloten, en in het midden zetelt de boer, als een koning
op zijn erf. ’t Is ons, als wandelaars, natuurlijk niet gegeven,
in de kas der boeren te kijken en te bepalen, wie hunner wer-
kelijk e i g e n a a r is, wie welligt hun plaatsen meer of minder
hebben bezwaard. ’t. Zal ook hier wel niet alles goud zijn, wat
er blinkt. Maar daarvan kunnen wij niets zien, die alleen'het
uitwendige kunnen gadeslaan en zeer zeker den indruk ontvan-
gen, dat het den boer goed gaat. Wij gunnen ’t hun trouwens
gaarne, want als wij met hen in aanraking komen, dan ontmoe-
ten wij in hen — natuurlijk altijd behoudens uitzonderingen —
degelijke, gansch niet onbeschaafde en onontwikkelde menschen,
die goed spreiten, ook wel over dingen, die niet tot hun vak
behooren. Zij lezen veel. Theologie is van ouds een stokpaardje
van de Triezen, en de strijd der rigtingen wordt met belangstel-
ling gevolgd. Ook de politiek vindt er ijverige beoefenaars. We-
tenschappelijke werken, het landbouwersbebrijf betreffende, worden
op vele boerderijen niet te vergeefs gezöcht. De stedeling,
die gewoon is op „een’ boer” met minachting neer te zien, zou
bij deze Friesche bouwboeren zieh aangenaam verrast vinden,
tenzij hij ’t onaangenaam vond, genezen te worden van een dwa-
ling, die hem in eigen oogen verheft. De bouwboer staat in den
regel in ontwikkeling boven den „greidboer” , den veehouder. Hij
heeft veel meer te doen. De aard van zijn bedrijf dwingt tot veel
meer nadenken, onderzoek, toezigt, terwijl de weiboer nagenoeg
alles aan zijn volk kan overlaten en een groot deel van het jaar
niets te doen heeft. „Des te meer tijd heeft hij.” Nu ja , maar tijd
is niet het eenige, wat ter ontwikkeling noodig is.. Waar de prik-
kel is en de lust, daar wordt de tijd wel gevonden door wie gewoon
zijn te werken! En het schijnt wel, dat daar de landbou-
wersstand de hoogste sta a t, waar de grond hem tot voortduren-
den arbeid en naauwlettende verzorging dringt, maar dan ook
zijn vlijt voldoende beloont. Het al te schrale heideveld houdt den
bewerker te veel onder materieele zorgen gedrukt.
Evenwel, ’t kau voor Dragten nog veel beter worden. Voor-
oordeel en sleur zijn ook hier nog magtige vijanden. De kinderen
verlaten nog niet genoeg een’ tijd lang het ouderlijk huis en blij-
ven te veel in dezelfde omgeving. Het hoog belang der kennis,
die b. v. door een burgeravondschool kan worden verspreid, wordt
nog niet algemeen genoeg erkend. En helaas! op de marktdagen
vooral doet het hem nog maar al te dikwijls die toren van Garijp.
Wij treden het erf, het „hiem” , met vrijmoedigheid op. Den
nijdigeu boerenhond behoeven wij hier niet te vreezen. Zoo ope-
nen wij het net geschilderd hek en treden op het huis toe. Reeds
van den weg af zagen wij het Engelsch plantsoen, met bloeijende
heesters en bloemen versierd, waardoor de bogtige paden längs den
kronkelenden vijver zieh slingeren. Dat maakt aangenamer iudruk