50 HOORIGEN EN KEURMEDIGEN.
ingewikkeld. En ’t wordt er niet beter door, als men leest van
h o o r i g e en k e u rm e d i g e erven, van l e e n g o e d e r e n en
wat dies meer z ij! Maar de geschiedenis der marken op de Ve-
luwe, in de laatste tijden ijverig onderzocht, is hoogst belangrijk
voor de kennis van de ontwikkeling der maatschappelijke toestan-
den. De h o o r i g e erven werden bewoond door h o f h o o r i g e n ;
dat i s , door menschen, die in een zekere serviliteit verkeerden.
Hoorige erven waren de bijhoven, die noodig waren, om den hof
goed te bebouwen. De gebruikers stonden onder ’t bestuur van
den hofheer, maar bezetten de bank, om hun standgenooten te
oordeelen. ledere saalweer was het middelpunt van een kleinen
staat. De hoorigen bragten hoofdgeld o p , gaven een jaarlijksche
nitkeering van koorn en deden hofdiensten. Alleen hoorigen kon-
den zulke erven gebruiken, en een vrij ma n, die ze in gebruik
nam, werd hoorig. Buiten den hofband, waartoe hij behoorde,
mögt hij geen huwelijk aangaan, dan met uitdrukkelijk verlof en
tegen betaling van zekere geldsom. Bij overlijden verviel soms
al zijn goed, soms een deel er van, aan den hofheer, of wel,
er moest een bepaalde som worden voldaan. De nieuwe bewoner,
doorgaans een zoon of bloedverwant, moest een bepaald geschenk
als heergewaad geven. Alleen de hofheer kon zijn hoorigen vrij
maken, hij kon ze ook ruilen tegen anderen. Allengs ging de
hoorigheid over in een5 toestand van grooter vrijheid, de k eu r -
me d i g h e i d genoemd. De keurmedige betaalde een zeker hoofdgeld,
__ die der abdij van Prüm betaalden op St. Maartensdag
in den winter een’ Hollandschen penning op den hof te Voorst. —-
Stierf h ij, zonder zijn hoofdgeld voldaan te hebben, dan was hij
b e lm u n d i g , dan verviel zijn roerend goed aan den hofheer,
even alsof hij „volschuldige eigen” was geweest. Bij overlijden
werd gevorderd een der beesten of het beste kleed ,..of bij ont-
stentenis daarvan, het beste, wat in hnis was. Nog later werden
de meeste kenrmedige goederen l e e n g o e d e r e n , tegen
zekere recognitie uitgegeven, maar nog in 1617 komen voor-
beelden van keurmedigheid voor. Sommige goederen, zooals de
wildforsters goederen, waren van ouds leenen. De wildforsters
DB HOF TB VOOEST EN HET KEIZEESHOF. 51
Een aantal der Veluwsche marken hebben hunne zelfstandig-
heid bewaard. Maar de omstandigheden veranderden. Wat vroeger
noodig was, werd allengs schadelijk. Het gemeehschappelijk bezit
stond der vrije ontwikkeling van landbouw en boschteelt in den
weg, en gezonder begrippen leidden voof en na tot verdeeling
van de marken. Die van Voorst werd in 1855 ontbonden.
Tusschen d e n Bo n g e r d , den voormaligen hof te Voorst, en
de kosterij, in de nabijheid der k e rk , ligt een klein heerenhuis.
Het draagt den weidschen naam van h e t Ke i z e r s h o f . Of deze
naam op overouden oorsprong wijst, heb ik niet kunnen vindeii,
maar het huis had op het laatst der vorige eeuw althans het keii-
merk van een öud gebouw hierin, dat het er geweldig spöokte.
Een duivelbanner werd geroepen en hij liet zand in een der ver-
trekken breiigen. Daar bande hij het spook in , en nu werd het
zand op een wagen geladen. Dat kostte groote möeite, en vier
paarden waren bijna niet in staat, den Wagen te trekken. In een
poeltje, in de rigting van Apeldoorn, werd het betooverde zand
geworpen en een yingerhocd daarbij. Als het spook met dien vin-
gerhoed het poeltje heeft leeg geschept, mag het op het Keizershof
terug keereü. 5t ScMjnt tot nog toe n i e t |e zijn gelukt, althans
sedert heeft men in het huis geen spook meer vernomen.
n nu kunnen wij van Voorst afscheid nemen en. noodig
i u uit met mij een bezoek te brengen aan een’ ouden toren
aan den IJseKhetoverblijfsel van een merkwaardig kasteel, dat
1 , . e gf S enls van Gelderland een treurige vermaardheid
heeft verkregen. Wij verlaten Voorst längs het kerkepad, dat ons
tusschen het korenveld en den belommerden zandweg naar den
straatweg leidt. Wij hebben hier een aardig kijkje op het dorp,
wegschuilendachter.de Witte muren van de herberg op den voor-
grond , zelve half onder ’t beschüttend dak van hoog geboomte
ver orgen en zijn wij aan den viersprong gekomen, dan slaan
M a i D n Ni eu wen h o f , den grindweg in.
kronkelend en shngerend tusschen bouw- en weiland, door
3