256 W e d e u o M o KlüsteK.
schijulijk van dezelfde hand, — geducht van de taart, en althans
van sommigen hunner, van den steiler van het verzoek en van
diens broeder, wordt onbarmbartig de doopceel geligt! Voor de
inwendige gescbiedenis van stad en land zijn zulke blaauwboek-
jes en pamfletten soms van onscbatbare waarde. Betere bepalingen
omtrent het begeven der ambten waren welligt van de onthul-
ling der scbandalen het gevolg, bragten althans de gemoederen
des volks tot bedaren. Er werd besloten, „te arbeiden tot redres
van de abuysen, die hier en daar ingeslopen zijn” , en bepaald,
1 ° dat geen ambt mögt gegeven worden, dan aan diegenen, die
’t in persoon zouden waarnemen, 2 ’ dat geen ambt bezwaard
mögt worden met eenige recognitie of uitkeering, ten profijte van
wie ook, 3° dat voor ’t verkrijgen of begeven van eenig ambt
geenerlei geld of geldswaarde mag gegeven worden. Daartoe moest
een zuiveringseed worden afgelegd. ■— Het vöörtrekken van de vreem-
delingen schijnt intusschen niet te zijn opgehouden. Ik vind althans
nog in 1781 hevige klagten en requesten daarover. Maar ’t
was in 1748 weer oproer binnen ter Gouw. Er was gebrek
aan turf. De pijpenfabrieken en de daarmee verbonden potte-
bakkerijen stonden stil. Duizenden van werklieden hadden geen
werk en geen brood. De woelige menigte bedreef allerlei balda-
digheden, totdat de aankomst van eenige schuiten tu rf de ge-
wenschte uitkomst gaf. Niet lang duurde de rust. De haat tegen
de pachters der belastingen, die elders zieh had lucht gegeven
in het plünderen van hunne huizen, dreigde datzelfde jaar ook
in Gouda uit te barsten, maar de vroedschap schäfte nog in tijds
de pachten af. En nogmaals, in October, was de stad wederom
in opschudding op het berigt, dat een regement voetvolk er in
garnizoen zou komen. De. wapens werden gegrepen, de poorten
gesloten, de havens versperd, kanonnen hier en daar geplaatst,
en alleen de verzekering, dat het gevreesde regement voor den
Briel was bestemd en er een vergissing had plaats gehad, stilde
de beroering onder het volk. Tegenwoordig heeft Gouda garnizoen
, en ’t is er reeds lang mee verzoend. Trouwens, wat op onze
militairen möge worden aangemerkt, zij zijn van vrij wat beter
EEN VOOBBAMS JUBELEEEST. 257
gehalte dan de zaämgeraap.te benden, die in de dagen der Repu-
bliek onder haar roemruchtige vanen dienden, —• meest fortuin-
zoekers en deugnieten, huurlingen of door zielverkoopers geron-
selde knapeu van zeer verdacht allooi. Het jaar 1787 zag te Gouda,
waar het volk zeer prinsgezind was, hevige tooneelen tegen de
Patriotten. De gemoederen waren in geweldige verbittering. Niet
ver van Gouda was de Prinses van Oranje door de Patriotten aan-
gehouden en gedwongen, de terugreis naar Pruisen te aanvaar-
den. De troepen, door den beleedigden vader der vorstin, den
koning van Pruisen, gezonden, hadden aan de Goe-Jan-Verweilen
sluis de overwinning behaald en de Prinsmannen weer op het'
küssen gebragt. Nu moesten de Patriotten ’t misgelden. Ook te
Gouda was plundering en mishandeling aan de orde van den dag,
de regeering was magteloos, en tal van ballingen moesten de stad
verlaten. Maar weer keerde de kans. De Prins van Oranje week
op zijn beuft naar Engeland, en toen in 1799 de veldtogt der
Engelschen en Russen was mislukt, vierde Gouda den 19'’« Dec.
van dat jaar —• het vijfde der Bataafsche vrijheid • — een opge-
wonden feest voor de verlossing uit het dreigend gevaar, waarbij
de remonstrantsche predikant P r e d e r i k van T e u t em, op verzoek
van den raad, de gemeente voorging in eene „redenvoering”
die zeer lang is en zeer opgewonden, naar den eisch des tijds,
maar niettemin onmiskenbare Verdiensten bezit. Helaas! de be-
gaafde spreker en zijn juichend gehoor zouden weldra bemerken
, dat „het heerlijkst daglicht nog niet was aangebrokeni” Die
„Fransche Broeders , die „Edele Franschen” , zij maakten het niet
zooveel beter, dan ’t van den „hoogmoedigen Engelander” en
den „Barbaar van het Noorden” gevreesd werd! Maar met dat a l ,
als er gevraagd wordt, of ’t geen oorzaak van dankbaarheid mag
zijn, dat toen de vreemde wapenen den ouden staat van zaken
met al zijn misbruiken niet hebben hersteld, of ’t geen zegen voor
ous volk is geweest, dat een geweldige stroom den Augiasstal
leinigde en jaren van eilende en vernedering heengingen over
de door en door kranke Republiek? — dan zeggen wij van gan-
scher harte „ja” . De nood der tijden had ook voor Gouda vrucht
17