Republiek had bekleed. Van dit alles is niets meer over. — Een
eigenaardig gebraik herinnerde tot op het eind der vorige eeuw
aan den schilder Maarten van Veen, of Maarten van Heems-
k e rk , die in 1574, rijk gegoed en kinderloos, te Haarlem
overleed. Hij had de zuivere inkomsten van eenige goederen bij
Haarlem bestemd tot een’ bruidschat voor twee onbesproken
maagden, eene u it Haarlem en eene uit Heemskerk, die op zijn
graf in de St. Bavo’s Kerk zouden trouwen. Het testament,
gedagteekend 10 April 1558, berust nog, in originali of in copy,
op het gemeentehuis te Heemskerk. Voor eenige jaren moet het
gemeentebestuur nog beproefd hebben, een bruidspaar van deze
beschikking te doen profiteren. Hoe door verloop van tijd allerlei
sprookjes, zelfs platen, in de wereld komen, kan ook de ge-
schiedenis van Maarten Heemskerk’s testament ons leeren. Klaas
Bruin laat in zijn Noord-Hollandsche Arcadia W e e 11 u s t vragen:
Wiens grafnaald was ’t die wij op ’t kerkhof zagen?
en W a a rm o n d antwoordt!
Die spits prenkt tot een nagedachtenis
Eens kunstenaars, die daar begraven is,
Die door ’t penseel in dit gewest beroemt was,.
En Heemskerk na den naam zijns dorps genoemt was:
(dit is vooreerst niet waar van Waarmond, want het bedoelde
monument is niet ter gedachtenis-van Maarten, maar van zijn’
vader). En dan heet het verder:
Hij maakte, toen zijn leven liep ten end,
Gelijk men sebrijft, een klugtig testament,
Ten blijk zijns lust tot de ijdelheid der aarde;
Zijn wille was, wanneer de dag verjaarde
Zijns lijkdienst, dat veel’ maagden met een’ krans
Van ’t sohoonst gebloemt vereiert, elkaar ten dans
Met blijdschap op zijn grafzerk moesten leiden,
Was dit niet vroom van deze waereld scheiden?
Ook hier maakt Waarmond wat ruim van de dichterlijke vrijheid
gebruik. Maar er moet nog eene plaat bestaan, waarop deze verdichte
jaarlijksche dans is voorgesteld. Schilderstukken van Maarten van
Heemskerk zijn o. a. nog op het stedelijk museum van Haarlem
bewaard. Soeteboom zegt, „dat van zijn werken veel onder de konst-
liefhebbershanden zijn;” zelf had hij er „schoone en roemruchtige
stukken van gezien, tot Haarlem op des Prinsenhof, onder alle een
Altaartafel daar S. Lucas Maria uytschildert, en Marten als een
Poeet hem schijnt te willen laten onderrechten. Aan de kinder-
doodinge van Meester Cornelis, in de deuren heeft hij beijderzijts
zijn konst getoont.” Maarten van Heemskerk bezocht Italie en hield
zieh geruimen tijd te Borne op. Zijn kunstbroeder Carel van Mander
verhaalt, dat hij zieh gedurende het beleg van Haarlem, „met
toelaten van den ra ed t,” te Amsterdam bij Jacob Ravaert ophield.
En hij beschrijft hem, als „van natueren vergarigh, en gesparigh,
ooc seer cleenhertigh, en so schrickachtigh, dat hij in ’t opperste
van den Kerckthoren clom, om in den omgangh de schutters
te sien trecken, vreesende ’t schieten, daar hij hem niet al te
vrij en docht te wesen.” — Op het kerkhof te Heemskerk had
hij ter nagedachtenis van zijn’ vader een gedenkteeken naar zijne
vinding geplaatst en een stuk lands tot onderhoud er van Verbünden.
De HH. kerkvoogden houden het monument dan ook
in goeden sta a t, uit de opbrengsten van het aangewezen land.
Een ander oud gebruik vergunde — of verpligtte op boete
van 42 Kennemer Schilden (circa / 2,625) — de burgers van
Heemskerk om jaarlijks, in persoon of door gevolmagtigden,
te verschijnen op den „dingstal” , waar de schout onder den
blooten hemel de vierschaar spande en vroeg, of iemand ook
iets van een’ ander had te eischen. In geval van aanklagt werd
de zaak terstond onderzocht en zonder kosten het vonnis uitge-
sproken en de schuld ingevorderd. Dat noemde men „den ban-
ding , en ’t was zeker kort en goedkoop regt. — O f ’t ook
altijd g o e d regt is geweest . . . ? Nog brengt een oud gebruik
mede, dat jaarlijks in de week voör Kersmis aan de schoolkin-
deren kleine broodjes worden gegeven. „De dag, waarop dit
plaats heeft, noemt men b o l l e t j e s d a g en wordt door de kin