Bergen is nog eenig bosch; het draagt een eigenaardig karakter
door de stammen , die in bundels uit den gladden ondergrond
opschieten, maar het meeste h o u t, met zijn slingerpaadjes en
laantjes, is hier door weiland vervangen. Wij komen te midden der
weiden, op het terrein van het oude Bergermeer, en gelijk aan
de droogmaking van het Egmonder meer zieh de naam van La-
mo r a a l van E gm o n d verbindt, zoo worden wij h ie rherinnerd
aan H e n d r i k v a n B r e d e r o d e , die dit groote water heeft
ingepolderd. Rondoiu ons is ’t een. eentoonig, maar vreedzaam
en vruchtbaar landschap; echt Hollandsch, met zijn weidende
runderen en een paar grazende stieren längs den weg, door kin-
deren geleid. Maar staat gij een oogenblik stil, om terug te
zien, dan groet u uit de verte, als een onvergetelijk vriend, het
bosch en de duinzoom van Bergen. Voor ons rijst Alkmaars hooge
k e rk , die wij heden zoo vaak op grooten afstand in haar majes-
teit zagen. Allengs gaat zij schuil achter de boomen, die Alkmaar
als een gordel omringen op de sierlijke wallen, waarin
de voormalige stadsmuren veranderd zijn, en achter de stammen
van den G e e s t e r h o n t , die aan deze zijde der stad van het
krachtig en welig houtgewas op den Kennemergecst getuigen.
Het nieuwe spoorwegstation is het symbool van den nieuwentijd,
die voor N. Kennemerland is gekomen. Gesloopt werden de kastee-
len en abdijen, die van dezen tijd niet meer zijn; gesiecht de
sterke vestingmuren, — God gave , dat zij nooit meer noodig
waren! — Voorbij zijn de dagen van ruwheiden geweld, waaraan
zoo menig herinnering zieh bij ons opdrong; veranderd de om-
standigheden, gewijzigd de behoeften. Een schoon land en een
rijk land hebben wij gezien. Dat blijve ’’t , verpleegd door de zor-
gen zijner bewoners; gewaardeerd door de liefde zijner bezoekers;
dat blijve ’t , in ’t genot der duurgekochte vrijheid, dat worde
’t telkens me er, gezegend door voorspoed en vrede, bewaard voor
vijandelijken aanval van buiten, maar bovenal voor den grootsten
jammer van alles, — burgertwist en broederhaat!
A A N T E B K B K I N G E N .
In den tekst is reeds verwezen naar de opstellen van den Heer van Eeden,
in het A l b u m d e r N a t u u r van 1872. Daarin is ook te zien, van welk
belang deze landstreek door h a a r’ alluvialen bodem geacht moet worden voor
de bescherming van ons land tegen bet gevaar, om door de zee ondermijndte
worden. — De Heer van Eeden is een krachtig voorstander van het gevoelen,
dat oudtijds een arm van den Rijn in zee viel, waar nu de Hondsbossche zee-
wering is. Hij brengt voor zijn meening opmerkelijke gronden bij, ook van
geologischen aard. Voeg ik daarbij, hertog Filips’ brief van 6 Sept. 1433, me«,
gedeeld door van den Bergh, in Nijhoffs Bij d r a g e n , Dl. 9, bl. 282, w a ann
gosprokon wordt van d e n I t i j n d r jk in het dnin van P e tte n , dan schijnt mij
het bestaan van dien onden rivie rtak nog geenszins zoo onwaarsehijnlijk toe.
Over de werkzaamheid en de beteekenis van Willebrord en Adalbert zijn
o. a. te raadplegen: Rooijaards, Ge s ch . d e r i n v o e r i n g e n v e s t i g i n g
v a n h e t C h r i s t e n d o m i n N e d e r l a n d , en Diest Lorgion, Ge s c h .
v a n de i n v o e r i n g rdes C h r i s t e n d o m s i n N e d e r l a n d . Molhuyzen le-
verde in zijn stndiiin over de A n g l e n i n N e d e r l a n d enz. (Nijhoffs Bij-
d r a g e n in verscbillende jaargangen) allermerkwaardigste proeven, omtrent de
groote overeenkomst van plaatsnamen in Engeland en ten onzent. Bijzonderhe-
den omtrent de bedevaarten n a a r de Runksputte en de maatregelen, daartegen
genomen, deelde C. W. B r u i n v i s mode in den N a v o r s c h e r , Dl. X II; de-
zelfde onvermoeide onderzoeker van de ondheden en de geschiedcriis van Kennemerland
leverde in d e n O u d e n Ti j d , 1870, een beschrijving van het »lede-
kantje” te Egmond op den Hoef en gaf het opsehrift op de zerk van v a n Loo.
Zijn lezing wijkt hier en daar van de mijne af. Ik dnrf beweren, d a ta lth a n sd e
lezing Slesi (yoor Slavi?) de jniste is. Overigens verschafte de Heer Bruinvis
mij n it den driedubbelen schat zijner plaatselijke k ennis, zijner aanteekeningen
en zijner overrijke platenverzameling, bonwstoffen, waarvoor ik hem hier gaame
dank betuig.
Wie wil zien, wat de kloosterbibliotheek te Egmond beteekende en bevatte ,
raadplege daaromtrent de allerbelangrijkste stukken van van W ijn , H u i s -
z i t t e n d l e v e n Dl. I. Ook omtrent de geschiedenis en de lotgevallen der abdij
is d it werk van dien uitnemenden geleerde to t nog toe de hoofdbron. De St.
Pieterssteen is daar afgebeeld en uitvoerig besehreven. Prof. Moll behandelde
hetzelfde merkwaardige gedenkstuk in den K a l e n d e r v o o r P r o t e s t a n t e n
i n N e d e r l a n d , jaarg. I. Een en ander over het kostbaar E v a n g e l i e b o e k
is ook te vinden in d e n O n d e n T i j d , 1871.