de grenzen nog onzeker zijn. Ar'ent thoe Bocop geeft in zijne k r o n i j k blz.
91, de lezing We s t e r v e l d e i n p l a a t s van W e s t e r f 1 e. Eiders vind i k , ook bij
v. d. Bergh (H a n d b o e k d e r Mi d d e l -Ne d . g e o g r . blz. 181) d ienlaatsten
naam. Omtrent de eigenaars der in den tekst genoemde bavezatben vond ik in van
Doorinck, g e s l a c b t k . a a n t e e k e n i n g e n , dat W a rm e l o , door huwelijk
eener erfdocbter aan Wolter de Rode van Heeckeren kwam en op dezelfde wijze
aan Godert van B atenborcb, Adolf van Gelre en Gerrit Sloet (blz. 173). P e c k e-
d a m bad to t eigenaars, de Bevervoordes, Deutichems, Otto de Rode van
Heeckeren; P. Batier (blz. 186, 187), Joban Rabo van Keppel en Joan
Albert Sloet tot Warmelo (blz. 232), Ja n Hendrik Mniderman sedert 1758,
terwijl het tnsscben 1770 en 1780 in ’t bezit van P. G. van Dedem to t de
Gelder was (blz. 327). Hiermeß in strijd is bet intnsscben, dat Chevallereau
in 1779 Mniderman Heer van Peckedam n o em t.—- Nij e n h u i s was aan
Roelof van Hoßvell gekomen door buwelijk met Swane Swaefken to t Kevel-
ham en Nij enbuis, in 1574. In bet T i j d r e k e n k . r e g i s t e r vond ik herhaal-
delijk stnkken, de boerenplaats Nij enhuis in Markvelde brtreffend, mäar dit
Markvelde schijnt bij Heede gezocbt te moeten worden. In bet Markvelder boscb
(vermoedelijk in de mark van dien naam bij Diepenbeim) bad Willem, graaf
van Dalen, evenals zijn voorvaderen, ten onregte 13 varkens-akeren beze-
ten. Volgens getuigenis van zijn broeder Hendrik, edelman, graaf v an D alen,
proost van Deventer, bad bem d it op zijn sterfbed bezwaard en bad bij ze
aan bet klooster te Hunnepe teruggegeven. (T ij d r. r e g. blz. 37.) — W e s t e r -
f l i e r bad to t ca. 1550 aan de Warnielo’s beboord en was door buwelijk aan
de van Heerdts, la te r op dezelfde wijze aan de van Hoßvells gekomen (ges
l a c b t k . a a n t . blz. 108). In 1719 werd bet verkocht aa.n Wilhelmina
Bloemendal, Wed. van der Sluijs (blz. 109). W e l d am kwam in 1456 van
de Twickels aan de Ripperda’s.
B o r g m a n n e n van Diepenheim vind ik reeds genoemd in 1334 in een
curieus stuk van d a t ja a r (Ti jdr . r e g . blz. 61). Albert Bolleman, Borgman
te Diepenbeim, d raagt voor ambtman en borgmannen aan de abdis van bet
convent te r Hunnepe to t eenen regten wissel op, Goossen V rowinkmet vrouw
en kinderen, en ontvangt daarvoor Hendrik Keding, alsmede afslag van vijf-
tig gulden en van alle schuld, te r zake der medegave aan zijne dochter Swaantje.
Borgmannen zijn: Joban van T ye, Johan Dalscbe, Herman Hacke, Arnold
v an Warmelo, Rutger de Ja g e r, Henric van Tviclo, Rutger Alveszone van
Tviclo, Herman van Tviclo, Arnold de Duvel, Henrik Bonken, Bondinck,
Joban de Lutike van Ghor en Albert de kerkbeer van Diepenheim. E r waren
dus vrij wat Borgmannen meer, dan tegenwoordig.
De W a r m e l o ’ s kunnen u it de oüde Heeren van Diepenbeim gesproten
zijn. Hun wapen w e ttig t bet vermoeden van verwantscbap met Abaus, welk
geslacbt, volgens de stamkronijk, u it Diepenbeim stamde. W a rm e l o w e
wordt ook in Engeland aangetroffen, volgens Molhuijzen (Nijhoff’s B i j d r a -
g.e n , N. R. I I blz. 193). D a t kan op booge oudbeid wijzen.
Volgens overlevering heeft bij den watermolen te Diepenbeim eertijds een
kasteel gestaan. ’t Is mij niet g e lu k t, na te gaan welk kasteel b e t mag zijn
geweest. In de grensbepaling der parocbie (blz. 364) wordt alleen van den
w a t e rm o l e n gesproken, niet van een kasteel a ld a a r, en b e t slot Diepenbeim
stond blijkbaar toen reed s, waar b e t huis van dien naam n u nog wordt ge-
vonden. Overigens was deze landstreek rijk in bavezatben. Op zeer körten
afstand lagen er nog twee, W e g d am , d a t aan de Coevordens beboorde, en
O l i j d am, dat den Heere van Weldam toekwam; maar ik beb ze niet vermeld,
omdat zij' niet onder Diepenbeim bebooren.