een jammerlijk einde vond in de golven van de Lek bij Boesi-
chem. Zijne weduwe overleefde hem niet lang. In 1305 stierf zij
kinderloos, en de heerlijkheid van der Goude keerde tot de grafe-
lijkheid terug. Graaf Willem I II schonk haar zijn’ ridderlijken broed
e r, Jan van Beaumont, nevens menig ander goed in Holland
en Zeeland. Zijn eenige dochter Johanna, gehuwd met Louis de
- Chatillon, graaf van Blois en Avennes, erfde de rijke bezittingen
haars vaders, en liet in 1855 de heerlijkheden Schoonhoven,
Gouda, Tholen en nog menig andere meer, aan haar’ tweeden
zoon , Jan van Blois. Na diens overlijden in 1379 volgde zijn broeder
Guy, heer van Beaumont, hem daarin o p , evenals in de Fransche
en Henegouwsche bezittingen, aan graaf Jan in 1378 bij den dood
van hun’ oudsten broeder ten deel gevallen. Graaf Guy stierf in
1397, evenals zijn broeders, zonder wettige kinderen na te la te n ,
en zoozeer met schulden beladen, dat zijne weduwe, de gravinne
van Namen, de nalatenschap niet wilde, aanvaarden, maar zieh
tevreden stelde met het haar toegewezen weduwengoed, Chimay
en Beaumont. — ’t Was een vrolijk leven, dat die hooge Heeren
van Blois plagten te leiden, een kostbare hofhouding, die zij
onderhielden! Als bloedverwanten van het regerend gravenhuis,
als bezitters van zeer talrijke goederen, graafschappen, vorsten-
dommen, hooge heerlijkheden, waardigheden en titels, stonden
zij aan het hoofd van den Hollandschen adel; hun hof gaf den
toon aan en werkte krachtig mede, om een’ Franschen geest in
denk- en leefwijze ingang te doen vinden bij een volk, dat anders
door stamverwantschap en leenverband veel meer tot het Duit-
sche rijk behoorde. Zij voerden dan ook een’ vorstelijken staat;
de lijst der ridders en knapen, die tot hun gevolg behoorden, draagt
de namen der edelste huizen van Holland en Zeeland, van Brabant,
Henegouwen en Blois. In het jaar 1365 droegen veertien
ridders, waaronder zeven baanrotsen, de kleederen van graaf Jan
van Blois, en toen hij in 1372 de -zuster der beide laatste Gel-
dersche hertogen, Reinoud en Eduard, huwde, om aanspraken
te verkrijgen op den hertogszetel van Gelre, deed hij wel een dwaas-
h e id , door zieh op gevorderden leeftijd in het Wespennest der
Heeckerens en Bronckhorsten te steken, maar voor een’ vorst van
zijn’ rang en rijkdom hing die kroon toch niet te hoog. Wij
zijn in staat gesteld, de levenswijze aan zulk een hof tot in de
kleinste bijzonderheden na te gaan. Den Heer C. J . d e L a n g e
v a n Wi j n g a e r d e n heeft in zijne g e s c h i e d e n i s d e r H e e r
e n en b e s c h r i j v i n g d e r s t a d van d e r G o u d e de reke-
ningen der uitgaven en inkomsten van het grafelijk gezin uitge-
geven en ze met onuitputtelijk geduld en groote kennis van zaken
gebruikt.. Wij hebben daarin een rijke en hoogst belangrijke bron
voor onze kennis van allerlei dingen, uit het huiselijk en maat-
schappelijk leven van dien tijd. Wat vinden wij er al-niet in!
Een bijna volledig verhaal van graaf Jan’s reizen, krijgstogten,
jagtpartijen, tornooijen; hoe hij gekleed was, wat de stukken zij-
ner wapenrusting kostten, welke edelen en knapen hem volgden
en welke kleederen zij droegen; hoe zijn bürgten te Gouda en
te Schoonhoven werden getimmerd, hoe zij waren ingerigt en ge-
meubeld, wat betaald werd voor sleutels en vensterglazen, voor
leijen daken en kappen van rie t, voor tapijt- en.schilderwerk;
wat graaf Jan met zijn’ hofstoet at en dronk, wat hij verdobbelde
en wat hij aan aalmoezen gaf, welke bijnamen zijn dienaars droegen,
waar zijii bastaarden in de kost waren besteed en hoe zij werden op-
gevoed, welke edele gasten hij ontving, welke paarden en honden en
valken hij h ad , hoeveel turf hij opdeed. En wat al niet m e er!
Rekeningen worden niet geacht, tot de aangenaamste lectuur te
behooren, maar ik zou haast niet weten, wat voor den geschied-
vorscher zoö nuttige en op den duur zöo aantrekkelijke lectuur
was. En die van Jan van Blois zijn bovendien volkomen ver-
trouwbaar, want hij was een zeer stipt en ordelijk man, die
zieh elken avond de rekening van den dag liet voorlezen en haar
zeer naauwgezet naging. — Met graaf Guy van Blois stierf het ge-
slacht u it, al bleven afstammelingen uit dat edel huis door bas-
taardij gesproten, ook ten onzent in aanzien en bloei. Talrijke
vertakkingen van het geslacht de Cock, vooral in Gelderland rijk
gegoed, de nog bestaande familien B l o i s van T r e s l o n g en
v a n H a e f t e n zijn daaruit ontstaan; zij voeren allen het be