dige bewijzen, dat het „markt” is geweest. Is de gewone week-
markt druk bezocht, vooral de vier groote marktdagen zijn in
Gouda beroemd. Zij vallen in , den 2 den Woensdag van Maart,
den 3äm van Augustus, den 4a™ van September en den l sten van
November. De laatste marktdag van April en de beide eersten
van Mei zijn niet beroemd, maar berucht wegens de boeren-
knechts en meiden, die dan op bunne wijze komen feestvie-
ren in stad. Maar op ’t eind van November en in ’t begin van
December zijn de bacchanalien der buitenlui eerst in vollen gang.
Die dagen dragen den naam van eerste, tweede en derde Ma l -
l o o t ( M e l o o t zegt bet volk), en de tweede heet bij uitnemend-
heid d e d o l l e Me loot . Wie geen vreemdeling is in Jeruza-
lem, kan zieh zoo wat voorstellen, boe ’t op den „ d o l l e n M e l
o o t ” toegaat! Hij zal naauwelijks verwachten, dan ons boeren-
volk op zijn voordeeligst te zien en te booren.
De kaas- en botermarkt in Gouda is belangrijk. In het jaar
1874 werd ter markt gebragt 1,058,050 kilo kaas en 51,140
kilo boter. Daaronder is niet berekend de aanmerkelijke hoe-
veelheid, die van beide producten terstond aan de winkeliers en
groothandelaars werd afgeleverd, en dus niet ter markt was ge-
komen. In de kaas is groote vooruitgang merkbaar. In 1851
werden aangevoerd 285,600 k. kaas , daarentegen 62,530 k. boter.
Daarin is dus eenige verminderiug. Zelfs in het jaar 1860, töen
de kaas een gevaarlijke concurrentie met Amerikaansch product
had vol te houden, kwamen nog 447,100 k. aan de markt, welk
bedrag reeds het volgende jaar tot 608,500 k. steeg. De hoe-
veelheid boter nam gedurende ■eenige jaren a f; jammer, dat er
geklaagd mpest worden over vervalsching, waardoor hij buitens-
lands het vertrouwen verloor. Later herstelde het zieh, en in
1873 werd weer 56,058 k. ter markt gebragt.
Zijn wij op de groote m a rk t, waar wij voor ’t oogenblik meer
op ’t gewoel der menschen le tten , dan op de steenen gebouwen
KOM D OM H E JU S E X . 261
in hun kalmte rust, dan zien wij boven de huizen vöor ons reeds
het hooge dak met het kleine torentje der St. Janskerk, en door
de opening van een steegje vertoonen zieh schilderachtig de graauwe
muren der eerwaardige kathedraal. Derwaarts rigten wij zonder
vorder vertoef onze schreden. Wij haasten ons, de uitnemende
kunstschatten te gaan genieten, .die binnen die statige wanden
zijn bewaard. Laat mij intusschen onderstellen, dat gij een vreem-
.deling in Gouda zijt, en dus den ingang der kerk moet zoeken.
Gij slaat linksaf, het bekrompen pleintje op, en gij doet verkeerd,
maar gij wint daardoor de wandeling rondom het gebouw, die
u anders welligt zou zijn ontgaan. Ligtelijk merkt gij o p , dat de
St. Janskerk een kolossaal gevaarte is. Werkelijk is zij een der
grootste kerken, de Keulsche Dom is kleiner. De majesteit der
vormen en kleuren treft u , terwijl gij eerbiedig opziet. Zoudt
gij schetsen willen maken, de grootsche lijnen zouden u telkens
in verzoeking brengen om naar het potlood te grijpen, en zijt gij
Schilder, gij vindt .tallooze punten, die gij om de wille der won-
derschoone kleur zoudt willen overbrengen op het doek. Gij ziet
ook de geschilderde glazen, nu nog als een zonderlinge menge-
ling van donkere vlakken, dooraderd met bogtige strooken lood,
en door een vlechtwerk van ijzeren tralien beschermd. Had men
dat maar vroeger gedaan! Menig kostbaar glas zou niet bescha-
digd zijn, het groote raam in het kruispand niet onherstelbaar
verloren. De hagel heeft hier treurige verwoestingen aangerigt, en
de Goudsche straatjeugd wordt beschuldigd, indertijd vaak met
steentjes op de glazen gemikt te hebben. Dit bespeurt gij reeds
bij uw’ rondgang, dat er vrij wat te zien zal zijn. En gij be-
driegt u n iet, maar gij zijt nog niet binnen. Eindelijk vindt gij
een deurtje o pen, en gij zijt in een portaaltje met drie deuren.
De eene deu r, die der librij, is gesloten, die andere ook, de
derde evenzeer, tenzij een der predikanten catechisatie heeft. Dan
zoudt gij opeens in een gewelfd vertrek staan, het bovenste ge-
deelte van den ouden grafkelker der Bevernincks, de zoogenaamde
„ijzeren kapel” . Maar in de. kerk zijt gij nog niet. Gij gaat weer
naar buiten en vindt een weinig verder weer een openstaande