zijn. Wij komeri althans nog menig welig wassend akkermaals-
bosch voorbij, waarboven wij ter regterzijde weldra het hooge,
rijk geschakeerde hout van Randenbroek zieh zien verheffen en
straks ter linkerzijde weer de golvende lijnen van den Amers-
foortschen berg ontwaren. Den hoogen toren hebben wij weer voor
ons, en als nu een bogt in den straa’tweg ons längs eene soort
van voorstad, door arbeiders bewoond, heeft geleid, dan treden
wij de oude, eerwaardige stad weer binnen.
Is nu de voet vermoeid van den -zwerftogt of dringt de tijd,
dan is ’t in elk geval raadzaam, den weg naar ’t Station längs
den wal te nemen. Is die al niet korter dan dwars door de stad,
hij brengt u althans tot het doel, terwijl gij in de bogtige stra-
ten u ligt met zoeken en vragen wat zoudt moeten ophouden, en
onmiskenbaar is het voordeel, dat gij daardoor buiten het gebied
der Amersfoortsche keijen blijft. Dat voordeel is niet te versma-
den en wel allerminst voor den vermoeiden wandelaar! Gij be-
hoeft u door den naam van „de wallen” ook niet te laten afschrik-
ken, alsof gij een reeks van stijve, naakte vestingwerken zoudt
moeten voorbijgaan. Eigenlijke wallen heeft Amersfoort sints lang
niet meer. De oude buitenmuur, die, met twintig vooruitsprin-
gende torens versterkt, de stad eertijds insloot, werd in 1829
afgebroken en in een sierlijk plantsoen veranderd, terwijl de voorma-
lige breede buitengracht een bevallige waterpartij werd, die het
hare bijdraagt tot de schoonheid van den onmiddellijken omtrek
der stad. Groote en kleine buitenverblijven met hun hoog geboomte
, afgewisseld door vruchtbare weilanden, omringen den
buitensingel, terwijl aan de stadszijde de blik dwaalt over de rijk
begroeide tuinen en de schilderachtige lijnen en kleuren van de
achtergevels der huizen, die, rondom een oude binnengraeht ge-
bouwd, tegen den hoofdwal uitkomen. En bij de slooping van
den vestingmuur is een antieke waterpoort tusschen twee ronde
torens gespaard gebleven, als een herinnering aan den vorigen
toestand en als een zeer gelukkige decoratie tevens.
Reeds van de wallen af ziet iedereen bij elke schrede, dat de
stad nog menig overblijfsel van ouden bouwtrant bewaart. Verweerde
muren, onregelmatige daken, ongelijk geplaatste vensters,
tal van trapgevels en torentjes, heel de schilderachtige verwarring
eener oude plaats, trekt en boeit overal het oog, dat geenszins
zijn ideaal verwezenlijkt ziet in de regte straten, met alle huizen
onder eene platte lijst en een onafgebroken doorloopende reeks
van vierkante openingen, die, naar hun bestemming, ramen of
deuren heeten. Een wandeling door de stad zelve verändert dien
indruk niet. In de geheele plaats, die een’ ovalen vorm heeft,
loopt geen straat, geen gracht regt. Alles slingert door elkander.
En geen twee huizen zijn gelijk van hoogte. Onophoudelijk gol-
ven de lijnen van daken en gevels. In eindelooze afwisseling groe-
peren zieh yerweerde muren, net onderhouden woningen, gepleis-
terde huizen, groote spiegelramen, in lood gevatte ruitjes. Het
water, dat de stad in verschillende rigtingen doorkruist, weer-
spiegelt alom deftige grachten met breed getakte linden, armoe-
dige achterbuurten, tuinen en schüttingen in bonte mengeling.
Van haar talrijke kloosters heeft de stad er velen behouden, uit-
gestrekte gebouwen met traptorentjes, blinde muren, geestige
poortjes; en prijkt de hoofdstraat, de lange L a n g e s t r a a t , met
menig goed onderhouden heerenhuis en menig welvoorzienen Wink
el, die van het tegenwoordige spreken, daar tusschen vertoont
zieh nog meer dan een fantastisch bouwwerk, dat den tijd der
middeleeuwen in het geheugen terug roept, of althans reeds meer
dan drie eeuwen onveranderd is gebleven. Op het tamelijk ruime
marktplein moet in lang vervlogen jaren het slot hebben gestaan,
bewoond door de oude Heeren van Amersfoort, ¡S|iwier geslacht
in de familien v a n We e d e en va n S c h e r p e n z e e l nog voort-
le e ft, — eer zij deze hunne heerlijkheid aan den bisschop had-
den opgedragen, en hun’ naam, naar een nieuw gebouwd kas-
teel, in dien van Heeren van S t o u t e n b u r g verwisselden. Thans
verrijst er nog de groote St. Joris kerk. Maar verdwenen is de
kleine k e rk , de Lieve-Vröuwe-kapel, wier prächtige toren nog
de roem en de kroon van Amersfoort is. Reeds lang niet meer
voor godsdienstoefening gebruikt, was zij eerst tot bewaarplaats
eener boekerij, later tot artillerie-magazijn gebezigd en werd zij