te vinden de eonferentie tusschon den markgraaf van Megen en de Staten ’s lants
yan Utre ch t, om Woerden weer aan ’s konings zijde te brengen, en de brief
van Jaeobns Hegins aan Alb. Boll. In Deel I I vindt men het gebeurde met
Cornelia, des kosters doobter; in Deel IV de resolutiën van de Staten Gene-
ra a l aangaande de alteratie te U trecht in 1610. Hierovergeeft ook de k r o n i e k
van h e t Utr. gen. 1867 nog ’t een en ander. In Deel V Staat de gift der ge-
schilderde glazen op ’t Stadhuis. Brieven van Maria van Nassau over de pand-
heerlijkheid, zijn opgenomen in de k r o n i e k 1854. Over de kerkelijke twisten
is uitvoerig gehandeld door H. Z. J a n s e n in de g o d g e l . b i j d r a g e n voor
1868 en door B e u d l e r i n de B i j d r a g e n v a n S c h n l z J a e o b i e n D o m e l a
N i e n w e n h n i s . Daaruit- blijkt ook, d a t het pojrtret van Pistorius gemaakt
schijnt na a r de van hem bestaande besehrijving. Bijzonderheden omtrent het
beleg van Woerden in 1575—76 zijn te vinden in de Va d . l e t t e r o e f . voor
1838, omtrent den aanslag op Woerden in 1672 in de M i l i t . S p e c t . voor
1851, over den ramp van Woerden in 1813, hehalve in h e t uitvoerig werk
van M e n lm a n , in de brochures van Mr. W. A. C. de J o n g e en Jh r. Mr.
v a n O l d e n b a r n e v e l d gen. W i t t e T u l l i n g h .
W a t van de oude Heeren van Woerden bekend is , werd medegedeeld door
Mr. L. Ph. C. v a n d e n B e r g h in de B i j d r a g e n v o o r Va d . ge s ch .
e n o u d h . N. R. Deel 7 , terwijl Jh r. J , J . de Greer v a n O n d e g e i n , in de
in den tekst genoemde B i j d r a g e n , over den vroegeren toestand van h e tlan d -
schap eenig licht verspreidde. Ook de k r o n i e k van het Utr. gen. leverdebe-
langrijke bouwstoffen, o. a. het weinig bekende liedje op den slag vanNieuw-
poort in jaarg. 14. Vooral voor Montfoort en IJselstein zijn de werken
v an dat genootschap hoogst belangrijk, met name jaarg. 8 , 9 en 14. De
rekeningen betreffende het beleg in 1417 zijn in jaargang 9 te vinden.
Een volledige opgave der burggraven van Montfoort is geleverd in den 8sten
jaargang van den N a v o r s c h e r . Over Eloris en Marimiliaan van Egmond
meende ik in den tekst niet in nadere bijzonderheden te moeten treden, daar
de historische rol van IJselstein is uitgespeeld bij het leven van Heer Fred e rik ,
maar to t d it tijdvak behoort nog een aardige brief van Jonker E lo ris, geschre-
ven 14 Aug. 1490 »in ’t heer voor Montfoirt” , waarin hij zekeren priester Jan
van Lottum aan de stad Elburg aanbeveelt, om de wille van diens broeder
O t, zijn’ Scoelmeister” in zijn jonge dagen. Deze brief pleit voor ’t karakter
van »Eloortgen Dunbier” . Het origineel berust op ’t archief van Elbnrg en is
door N ij h o f f opgenomen in het 6äe deel zijner B ij d r a g e n. Ook de g e d e n k-
w a a r d i g h e d e n n i t de g e s c h . v a n G e l d e r l a n d van dien geleerde
leveren een aantal bijzonderheden. Het werk van L ö h e r over J a c o b a v a n
B e i j e r e n is voor de geschiedenis der Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten
geraadpleegd.
V A N H E E R E N V E E N N A A R O L T E R T E R P .
Konden wij beschikken over het beroemde paardje Cl avi l -
l e n n o dat Don Quichotte van de Mancha met zijn’ schild-
knaap Sancho Panza geblinddoekt zou voeren naar het eiland
B a r a t a r i a , om de schoone gravin T r i f a l d i te verlossen uit
de magt van den geweldigen reiis M a l am b r u n o , ik zou u uit-
noodigen, er gebruik van te maken. ’t Zou evenwel niet zijn,
om uit te gaan op een geheimzinnig en gevaarlijk avontuur. Ik
zou u onverwacht neerzetten te midden van een bosch van krach-
tige eiken, die hun knoestige takken ver in het rond uitbreiden
en hier en daar door het digte lommer hunner breede kroo-
nen een blik op den blaauwen hemel vergunnen. Ik zou u leiden
längs het smalle voetpad, waar het doorvallend zonlicht speelt
op de graauwe stammen en op den rijk geschakeerden grond,
waar het donkergroen van het mollig mos zieh vermengt met het
glinsterend bruin der afgevallen bladeren, — de vonders over,
waar het pad wordt doorsneden door breede, diepe greppels als
lange, groene lanen, die het öog vergunnen ver in het bosch
door te dringen, en over wier hooge kanten de varens hun gol-
vende pluimen buigen. Ik voerde u längs schilderachtige boeren-
erven, met klimop begroeid, door eiken overschaduwd en längs
8*