door het veld, längs en over het terrein eener boerenhofstee. Daar
voor ons verlieft zieh het groene weiland een weinig; een zeer
eenvoudig kerkje ligt er eenzaam op. Het dorp E gmo n d -Bi n -
n e n is nog verscholen achter en onder het digte houtgewas, dat
met zijn doode toppen en verkromde stammen van zijn’ voort-
durenden strijd met den stormwind spreekt. Maar wij hebben
er ook nog geen oog voor. Wat wij voor ons zien, boeit ons
onweerstaanbaar. Hier lag eens de magtige abdij van Egmond,
hier, op deze nu zoo kale hoogte. Gij stapt over een laag stee-
nen muurtje, dat aan deze zijde het kerkhof afsluit. Doe het
met een weinig eerbied, want het is het eenige, wat van de abdij
nog over is. En eigenlijk nog niet eens van de abdij zelve; ’t was
maar een muur van den boomgaard. Van het trotsche gesticht
zelf, met zijn hooge kerk en haar tweetal hechte rijzige torens,
met zijn cellen en zalen daaromheen gebouwd, met zijn rijke
bibliotheek en zijn prächtige graftombes is niets meer over. Wat
van Egmond afkomstig i s , is hier en daar verstrooid. Enkele boe-
ken en handschriften berusten op het Bijksarchief, in de Acade-
mische bibliotheek te Leiden, in de Koninklijke boekerij te ’s Hage
en in die van het Britsch Museum te Londen. Men zegt, dat, na
het beleg van Alkmaar, de winkeliers aldaar hun waren in papieren
der Egmondsche boekerij verpakten en verzonden. — De steen,
die eens boven den hoofdingang der kerk heeft gestaan, met St.
Petrus in het midden en nevens hem de beeiden van Graaf Dirk
VI en zijne moeder Petronella van Lotharingen ,,-g d ie steen, minder
geschonden nog door den tijd dan door de kogels van Soldaten,
die er een schijf van hadden gemaakt in de dagen der Fransche
overheersching, — staat tegenwoordig in den tuin van de rijks-
bergplaats van schilderijen op den Kloveniersburgwal te Amsterdam.
Het lood, dat van de daken gesloopt was, heeft Alkmaar
helpen verdedigen tegen den Spanjaard. Misschien zijn toen ook
de brouwketel en de klokken, in 1573 naar Alkmaar vervoerd,
tot kogels vergoten ten dienste der bedreigde stad. Het puin is
tot den laatsten steen toe uitgegraven, nadat het in 1820 door
de toenmalige eigenaresse van den kloostergrond aan een’ Alkmaarschen
metselaar was verkocht. Van Egmonds abdij is niets
over, niets althans op de plaats waar zij stond, dan de plaats alleen
en de herinnering.
Maar welke herinneringen verbinden zieh aan deze p iek !
In de eerste eeuwen onzer jaartelling moet op den hoogen
zandgrond längs den duinzoom een niet onbelangrijke bevolking
hebben gewoond. C a 11 n i n e f a t e s noemen de Romeinsche ge-
schiedschrijver de bewoners dezer streken. K i n n im of Kin-
h em heette hun gebied. Hebben wij te denken aan de menigte
der k o n ij n e n , de duinen ondermijnend met hun holen, en door
de bevolking als hoofdvoedsel gebruikt? Of beteekent K i n h em ,
Cy n h âm, / î i 4 î de g e s c h i k t e w o o n p l a a t s ? Of komt de
naam van C a n n i n , h o n d e r d , en herinnert hij aan de oude
Germaansche marke-inrigting, waaraan de verdeeling in h o n d e r-
d e n (h o n s c h ap pen) en de onderverdeeling in t i e n d e n eigen-
aardig is? Wij laten de beslissing aan taalgeleerden over, maar
wenschen alleen te herinneren, dat de Romeinen er reeds een
tamelijk digt bevolkte landstreek hebben gevonden. Sporen van
hun verblijf lieten zij er niet veel; C a s t r i c um bewaart de heu-
genis aan een Romeinsch‘kasteel (castrum), C a l l a n t s o o g , het
oude C a 11 i n g h e , was volgens sommigen het tooneel van Caligula’s
krijgstogt tegen de Britten, die niet verder dan tot de zee zieh
uitstrekte, en geen’ anderen buit dan horens en schelpen als zege-
teekenen opleverde. In den omtrek van St. Paneras, het oude
V r 0 n e n , moet men nog veel scherven van Romeinsch aardewerk
vinden ; in de Wieringerwaard, in den polder Waard en Groet en in
den Anna Paulowna-polder bestaat nog het overblijfsel van een’
ouden Romeinschen heirweg, en in den naam K a m p e r d u i n
wil men het Latijnsche c amp u s herkennen. Maar tal van plaats-
namen wijzen op de inheemsche bevolking met zijn bosschen en
hoogten, met zijn heiligdommen en versterkingen, en waar de
geschiedenis zwijgt, daar heeft reeds de betrekkelijk nieuwe we