wordt om haar te idealiseren, niet om haar geweld aan te doen.
Wij achten die geschoren hagen, die regte paden, die in allerlei
figuren geknipte grasperken en tot allerlei gestalten versnöeide
boomen, wij achten die zes- en • achtkante waterkommen [ die
stijve b e r c e a n x — al die onnatuur — in volkomen overeen-
stemming met de menschen uit den pmikentijd, maar een aan-
eenschakeling van zulke plaatsen moet toch een’ indruk van wel-
vaart en pracht hebben gegeven met de bonte kleeding der
heeren en dames, eigenaars en gasten en lakeijen, rijk getuigde
paarden en schitterend geschilderde en vergulde koetsen, en niet
gansch onbevredigd kan het oog er op hebben gerjist, zoolang
de bloemen bloeijen en de boomen groen zijn en daarboven de
blaauwe hemel zieh weift. Tegenover de plaats, waar eens Meerestein
stond, ligt nog een overblijfsel u it denzelfden, pruikentijd,
een kleine, verwaarloosde schans te midden van begroeide grach-
te n , die eens behoorde tot de versterkingen, tegen de Engelschen
en Russen opgeworpen. ,/Tran seat cum ceteris.” Waar de buiten-
verblijven verdwijnen, laat daar vrijelijk ook de schansen van
den aardbodem vergaan!
Wij laten ter linkerzijde de buitenplaats B e i j e r l u s t liggen,
eenmaal een jagthuis van Jacoba van Beijeren, dat nu zijn’ ouden,
historischen naam weer draagt, nadat het een’ tijd lang door
zijne eigenaars, twee broeders, Be i j en( d . i. b e i d e r ) l u s t was
genoemd. Het scheefgewaaid geboomte toont wel, uit welken
hoek hier meest de wind komt! De grindweg, die hier den
grooten weg verlaat, zou ons leiden naar Heemskerk, welks
ranke, steenen torenspits zieh vriendelijk boven de velden en
boschjes verlieft. Wij houden aan de regterzijde de welige wei-
landen, me t ' d e• schoone runderen, wier genot stellig niet ver-
hoogd wordt door de boeijen aan de voorpooten, en weldra
hebben wij nevens ons de prächtige bosschen van Assumburg.
Geen nijdig rasterwerk belemmert het oog en den voet. ’t Is
vrije toegang in de breede lanen, onder het koele lommer der
trotsche eiken en kloeke beuken, — helaas, aan den zoom van
het bosch door den barren zeewind ten deele in den top reeds
gestorven. Heden is ’t een welkome vrijplaats tegen den wind,
die wel de hooge kruinen doet buigen en ’t nog digte blader-
dak doet golven’, terwijl hij er bulderend doorheeii vaart, maar
magteloos is bij den grond, waar de stammen als krachtige pila-
ren staan in rei en gelid en het lagere hout welig opwast. Hier
herinneren wij ons, wat ook in deze streek reeds verdween, en
met een’ weemoedigen blik op de heerlijke boomen, zouden wij
een schietgebedje prevelen:
//Bewaar ze voor de sloopers, Heer!”
Wie den straatweg längs de bosschen volgt, bereikt straks
een breede laan, die het gezicht op het slot vergunt. Hier willen
wij een oogenblik rondzien, want ook hier is het een der
klassieke plekjes van Kennemerland. Daar, waar nu de herten-
kamp zieh uitbreidt, tegenover het kasteel aan de overzijde van
den rijweg, lag eens het slot R e e ü w ij k of R i e t w ij k. In den heu-
vel te midden der ruigbegroeide gracht, die een torenvormig
gebouwtje draagt, liggen de overblijfselen van het oude huis,
dat in ’t begin der 18de eeuw werd gesloopt, toen het door den
toenmaligen Heer van Assumburg was aangekocht. Wat verder
dan Rietwijk, digt onder Heemskerk, lag weleer nog een ander
, nu geheel verdwenenkas t eel ,Poel enburg,de zetel van een
geslacht, dat zijn’ oorsprong u it Brederode rekende, öf, volgens
anderen, uit het weinig minder beroemde geslacht van Naald-
wijk, maar door woonplaats en wapen wel als afkomstig uit
Heemskerk wordt aangewezen — Heemskerk voerde een’ zilveren
leeuw op azuur, Poelenburg een’ leeuw van azuur op zilver. —
En volgden wij de laan, die längs Assumburg loopt, wij zouden
uitkomen op een weiland, waar eens het overoude ka s t e e lHa a r -
lern la g , een der vele adellijke sloten van Kennemerland, een
der weinigen, waaraan zieh een vriendelijke overlevering hecht. :
Hier leefde eens een geweldig rid d e r, een beul voor allen, ook
voor vrouw Baerte, zijn echtgenoot. In ’t eind waren de edelen
uit den omtrek en vrouw Baertes magen en vrienden de ge-
weldenarijen van den Heer van Haarlem moede, en belegerden