bewoner, den baron Sloet van Warmelo, werd het goed op spe-
culatie gekocht. De nieuwe eigenaar moest het zoo productief moge-
lijk maken; hij verkocht een goed deel der grondeu, hij liet een
aanmerkelijk deel van het bosch vallen, hij verhuurde en bebouwde,
wat daarvoor geschikt was. Dat is niet meer dan billijk, maar
te betreuren is h e t, dat de schoone bezitting, waarvan veel te
maken zou zijn geweest, niet gekomen is in de handen van een’
minnaar van het buitenleven, die haar bewoonde, of in ’t bezit
van een’ edelman uit den omtrek, rijk genoeg, om het goed
over te laten aan den invloed, dien de tand des tijds wilde uit-
oefenen op het oude huis en het eerwaardige bosch.
In het huis zelf is ook niets merkwaardigs te zien. Een lange
gang loopt van voren naar achteren en aan weerszijden zijn goede
kamers, die gij met een’ oogopslag kunt overzien, en waar ’t van
legioenen doode en levende vliegen wemelt. Half bevredigd scheiden
wij van Warmelo, van wiens lotgevallen ik u ook niets weet
mede te deelen. Het gaf zijn naani aan een oud geslacht onder
de Overijselsche edelen, dat vöör 1350 reeds bloeide en tot 1579
het huis bezat. Het zal in der tijd wel een versterkt huis zijn
geweest. Het tegenwoordige gebouw schijnt in hoofdzaak uit de
17de. eeuw afkomstig. Een tak der familie Sloet heeft het in
1680 door erfenis verkregen. .
De derde havezathe, onder Diepenheim behoorende, is het
uitgestrekte N i j e n h u i s , met zijn lanen en bosschen, zijn weiden
en bouwvelden. Wij vinden het even buiten het stedeken,
naar de zijde van Goor. De groote laan ligt juist in de rigting
der hoofdstraat, terwijl de grindweg hier eene belangrijke bogt
maakt. Bij den aanleg van dien weg werd in zööver van de regte
lijn afgeweken, dat de buitengoederen zoo weinig mogelijk werden
geschonden. Wij betreuren dat niet, om de wille derafwisse-
ling, die een kronkelende weg boven een’ lijnregten aanbiedt, en