118 GEBREKKIGE REISGELEGENHEDEN.
paardje als Clavillenno wenschen, natuurlijk, mits het niet, als
het ros van den „vernuftigen jonkheer” met vuurwerk geladen
wäre! Niet zoo heel groot is ’t getal dergenen, die er gemakke-
lijk en aangenaam komen kunnen. Zelfs voor de Friezen is ’t in
den regel nog al een reis. Op een’ langen zomerdag is de togt
uit de hoofdstad wel te maken over Hardegerijp, Quatre-Bras, Ber-
gum en Dragten, en dan over Beets,O O » Oldeboorn en Akkrum
terug. Maar men moet dan heel wat uren tusschen de wielen
zitten en zieh met een tamelijk oppervlakkig bezoek aan het doel
van den togt vergenoegen! En wie van den kant van Heerenveen
komt, die moet zieh een’ weg getroosten, die rijker aan ver-
veling dan aan natuurschoon is. De spoorbaan hecht dit deel van
Friesland nog niet aan de buitenwereld. Maar over eenige jaren
zal, naar men hoopt en verwacht, een buurtspoorweg de stations
Heerenveen en Veenwoude verbinden. Dat zal voor tal van wel-
varende dorpen een hoogst gewenscht middel van gemeenschap
zijn! Evenwel, wie het land wil leeren kennen , die gebruike den
spoorweg niet te veel! De spoorweg houdt zieh in den regel aan
den buitenkant der bewoonde plaatsen en doorsnjjdt, uit den aard
der zaak, doorgaans de minst schoone gedeelten van het land-
schap. Niets dwazer, dan te willen oordeelen over een land, dat
men alleen met een’ spoortrein doorgevlogen i s ! En laat ons maar
niet te veel klagen, wij verwende kinderen der negentiende eeuw!
Nog geen honderd jaar geleden werd het geschreven: „onder de
aangenaamheden van dit Dorp (Beetsterzwaag) kan en mag men
ook met recht te ilen, dat aldaar voor een ieder der Ingezetenen
weeklijks tweemaal gelegenheid is , om van daa r, op eene zeer ge-
makkelijke wijze, in Frieslands hoofdstad te komen, dewijl, on-
geveer een u ur van daar, op-Smallen Ee namelijk, een veerschip
tot dat einde, ’sMaandags en Vrijdags, gereed ligt, en ’sDings-
dags en Zaturdags wederkeert; kunnende de inwooners van Beetsterzwaag
, die niet verkiezen derwaarts te wandelen, zieh bedienen
van een vragtwagen, die op gemelde dagen van daar naar Smal-
len Ee rijdt.” Dat was dus toen reeds iets extra’s. En wie nu
den eentoonigen ouden postweg naar Smallee kent en de geriefe-
VOORHEEN EN THANS. 119
lijkheden van een veerschip en de gansche verveling van de vaart
naar Leeuwarden — tenzij de wind zeer günstig is, en dat is
haast onmogelijk op een vaarwater, dat zoo onophoudelijk van
rigting verändert! — en wie iets vermoedt van de heerlijkheden
van een’ „vragtwagen” , die besluit ligtelijk uit deze „aangenaam-
heid” , dat het er toen elders in Friesland met de openbare vervoer-
middelen allererbarmelijkst moet hebben uitgezien. Daarbij ver-
geleken is Beetsterzwaag aarnijerkelijk vooruit gegaan. De ingezetenen
kunnen nu ten minste tweemaal ter week op een’ dag heen
en terug met de stoomboot van Dragten naar Leeuwarden, of
dagelijks over Heerenveen met een diligence, die ons een voor-
wereldlijk voertuig schijnt, maar vermoedelijk toch den ouden
vragtwagen wel ver achter zieh laten za l! Ook is tegenwoordig
de gansche gemeente Opsterland, gelijk geheel Friesland, van goede
kunstwegen voorzien.
Niettemin -S te ontkennen ishet niet, voor ons is Beetsterzwaag
tamelijk afgelegen. Wij zijn de stootende rammelkast ontwend,
die, onder den pseudoniem „diligence” , haar weinig aanlokkende
diensten aanbiedt, en het rijden met eigen gelegenheid is in Friesland
du u r; ook zijn de huurrijtuigen er vaak nog tamelijk primitief.
Zijt gij alleen, dan gaat niets boven de vlugge postkar,
waarop evenwel in het goede saizoen bij tijds plaats dient besteld.
En „verkiest gij te wandelen” , nu ja, dan kunt gij overal komen.
H o e k omt m e n in B e e t s t e r zw a a g ? Ik onderstel, dat
wij met den spoortrein van Zwolle op Leeuwarden komen. Wij
verlaten dan te H e e r e n v e e n den trein. Wat onderweg te zien
was, blijve ditmaal onvermeld. Ook zien wij in Heerenveen niet
meer ro n d , dan noodig is om op te merken — en dat merkt men
van zelf op — dat het een bloeijende plaats is, wier goed onder-
houden huizen van welwaart getuigen. Dien indruk ontvangt men
overal in Friesland. Men ziet terstond, dat het een welvarend
land is. Het volk is goed in de kleeren; huizen en hofsteden,