zandige boschwegen, verlevendigd door de bonte runderen, die
de heldere boerenmeid naar de weide drijft, of door de schaaps-
kudde met den grijzen herder en zijn’ bedrijvigen hond. Ik bragt
u längs open plekken, waar het geele koren en de witte boek-
weit met zijn’ rooden stengel tusschen de bemoste stammen en
de donkere bladeren in den zonnegloed rijpt, längs hooge kam-
p e n , met grazend vee gestoffeerd, door welig hakhout omzoomd,
aan wier steile wallen de braamstruik met zijne scherpe dorens,
of de brem met zijn geele bloemen wast. Ik ging u voor over
slingerende paden, onder statige dennen, rood gekleurd door het
licht, die hoog in de lucht hun armen uitstrekken en hun naal-
den ineenweven als tot een beschermend dak. Ik wees u op kleine
heidevelden, waar in den laten zomer de paarsche erica’s hun
fijngekleurd tapijt over uitspreiden, waar het eenvoudig plantje
zoo vriendelijk längs het witte zandapoor bloeit en -waar de gon-
zende bijen hun’ rijken voorraad vergaderen. Ik leidde u op den
breeden heirweg, die in bevallige bogten zieh slingert längs het
deftig buitengoed, met zijn veelvoudig geschakeerde heesters en
opgaande boomen, met zijn schaduwrijke lanen en met de groote
weide er tegenover, door sierlijke boomgroepen afgewisseld. Ik
toonde u de vriendelijke villa met haar rijk begroeide veranda en
haar heldere waterpartij, waarin de witte muren van een kerkje
zieh spiegelen, en de krachtige olmen, waarboven zieh even de
ranke torenspits verheft. En ik ben overtuigd, dat menigeen, ver-
rast en betooverd, haast ongeloovig zou vragen: wzi jn wij h i e r
in F r i e s l a n d ! ” Inderdaad, wie zieh Friesland voorstelt als een
eindeloos weiland, van lange vaarten doorsneden en afgebroken
door ongezellige meeren en poelen, die kent althans dat gedeelte
n iet, waarvan ik trachtte een vlugtige schets te geven, — den
omtrek van het kleine, maar wonderschoone dorpje O l t e r -
t e r p , met zijn kerkje en zijn verspreide huizen behoorend
tot het landgoed, waarop wij ronddwalen, dat, even als zijn
eigenaar, v a n Bo e l e n s heet. Wij zijn hier in een uitnemend
schilderachtig gedeelte van Friesland, in een streek, die het to o n t,
wat met zorg en kennis en volharding van heiveld en veengrond
te makeu is. Sints ’t begin dezer eeuw werd het uitgestrekte landgoed
aan den hoogen zandgrond ontwoekerd. Bij duizendtallen
prijken er prächtige eiken en dennen. En de onmiddelijke omtrek
van Olterterp is de eenige niet in dit bekoorlijk oord, waar de
zorgende menschenhand de heide wist te herscheppen tot rijke-
lijk rentegevende bosschen en tot lusthoven, waardig de woon-
plaatsen van hooggeboren edelen te zijn. Geheei B e e t s t e r z wraag,
waartoe Olterterp behoort, is een aaneenschakeling van zulke wou-
den en buitengoederen, merkwaardig om hun hoogst belangrijke
houtcultuur en aantrekkelijk om den onuitputtelijken schat van
schoonheden, die zij den wandelaar te genieten geven. Wie een’
tijd lang hier vertoefde, die nam er een’ alleraangenaamsten in-
druk van medö , — mits het vriendelijk zonlioht hem niet al te
ongunstig is geweest.
Wij willen een’ blik slaan op dit gedeelte van Friesland; ’t
zal ons tevens niet aan gelegenheid ontbreken, het een en ander
op te merken omtrent de gemeente O p s t e r 1 a n d, waarvan Beetsterzwaag
de hoofdplaats is. Om mogelijk misverstand te voorkomen,
zij hier gezegd, dat het volstrekt mijn bedoeling niet is, alle of
zelfs vele merkwaardigheden uit het rijke Friesche volksleven dit-
maal te behandelen. Wij hopen nog meermalen de provincie te
bezöeken, die zöoveel eigenaardigs heeft overgehouden Wij zullen
dan gelegenheid hebben, over allerlei te spreken, wat ver-
melding verdient. Beschuldig uwen gids dus niet te spoedig van
onvolledigheid in zijn aanwijzingen, als gij in deze wandelingen
nog tal van zaken mist, die gij in een beschrijving van Friesland
met regt verwachten zoudt. Voörshands merken wij op, wat ons
onderweg in het oog valt, zonder ons angstvallig te bekümmeren
over zooveel, dat nog onvermeld blijft.
H o e k omt me n t e B e e t s t e r zwa a g ? Wij hebben met
die zeer eenvoudige vraag reeds terstond een groot bezwaar ge-
noemd. Werkelijk zouden wij op den weg er heen wel eens een