op een opgehoogd terrein nevens den weg, die naar Drenthe
leidt, op den grond van oudsher tot een aanzienlijk landgoed be-
hoorend. Jammer, dat het oude hout is gevallen en het huis in
het jong en scbraal plantsoen geen zijner waardige omgevingheeft.
Het staat ook met den acbterkant naar den grooten weg. Het
front is alleen op zeer grooten afstand te zien uit een der vele
lanen, hier in de heide aangelegd en er welig tierend. Men vindt
aan den zoom van die bosschen menig treffend heidegezigt, vooral,
als de dalende zon haar’ gloed over die donkerbruine velden werpt
en over de roode dennenstammen, die zoo fier en zoo slank zieh
verhelfen in de heldere lucht. Wie de schietbaan der Beetster-
zwaagsche Weerbaarheid wil bezoeken, vindt die aan ’t eind dezer
lanen in de heide aangelegd, en is de schietbaan zelf meer nut-
tig dan schilderachtig, de zeer smaakvolle rustieke tent onder
het hoog geboomte daarnevens, zal niet nalaten, op zijn schoon-
heidsgevoel een’ bevredigenden indruk te maken.
Wij zijn zoö reeds aanmerkelijk van Lauswold afgedwaald, en
hetzij wij den grooten weg hielden, hetzij wij bij de schietbaan
er weer op uitkwamen, wij zijn genaderd tot de piek, waarop
wij ons bij ’t begin van dezen togt als door een tooverwoord
verplaatsten, waar wij nu als gewone stervelingen aankomen.
Wij zijn weer bij het landgoed v a n B o e l e n s e n bij het dorpje
Olterterp. WTij zijn te midden van het krachtig eikenhout, dat
hier den weg overschaduwt, sints eenige jaren evenwel door den
bijl wat gedund, zooals de dikke worteleinden aan den zoom
der weilanden aanwijzen. Wij zijn op het gebied der deftige bui-
tenplaats, met haar waterpartij, haar hoog opgaand hout, haar
wel wat al te eenvoudig en wat te laag liggend heerenhuis. Een
der breede lanen leidt ons naar het witte kerkje onder de zware
boomen verscholen, dat met een paar boerderijen een bevallig land-
schap vormt en het centrum uitmaakt van een klein, maar liefe-
lijk dorpje. Het kerkje zelf, vroeger aan St. Hippolytus gewijd,
maakt den indruk van een oud, Romaansch gebouw, met zijn
dikke muren van zware Friesche moppen, met zijn kleine licht-
ramen en den lagen , nu digt gemetselden , ingang onder een’ ronden
boog aan een der zijden. De toren met zijn scherpen spits
is van baksteen en dagteekent uit de vorige eeuw. Ten jare 1746
gaf een heer van Boelens met zijn echtgenoote, die een freule
Lycklama was, 500 gülden tot den opbouw van den to ren , en zij
genoten daarvoor de eer, door een opschrift op een steen ver-
eeuwigd te worden. Zij rüsten ook in het kerkje onder een goed
gebeeldhouwden zerk, nevens andere leden van hun geslacht en
van de familie Hemminga. Daar is aan die zerken vrij wat arbeid
besteed, maar niet minder werk later aan het uitbeitelen van al
de wapenschilden, toen de revolutie aan alle titels en Symbolen
van adel en aristocratie den verdelgingsoorlog had verklaard!
Het kerkje bezit een’ verdienstelijk gesneden eikenhouten predik-
stoel met de beeldjes van Mozes en de vier Apostelen op zijn
paneelen versierd. Overigens, ’t is er kil. Daarbuiten in hetvrije
veld en in de koele bosschen schijnt het voor ’t godsdienstig ge-
voel wel zoo opwekkend. Mij dunkt, op een heerlijken Zondag
in den zomer moet de predikant van Beetsterzwaag, die hier dienst
d oet, wel eens in sterke verzoeking zijn, om een hagepreek
te houden!
En aan de overzijde van den weg wacht ons nu nog de heer-
lijke overplaats, een wijd uitgestrekt terrein, waar frissche weiden
tusschen digtbegroeide bosschen schuilen, waar hoogten en
laagten van den golvenden grond met de stammen van eik en
den, van beuk en berk zijn bedekt, met de afwisselende tinten
van hun veelvoudig geschakeerd gebladert’ zijn versierd. Hier schit-
tert en verbergt zieh' beurtelings onder het zware hout en het
digte lover de heldere waterspiegel der vijvers, prozaische veen-
poelen eertijds, door de tooverroede der kunst in bekoorlijke waterpartij
en herschapen. Hier wordt de voet niet moede en het oog
niet verzadigd van wie hart heeft voor het bosch met zijn heilige
stilte, met zijn rijk en eigenaardig leven van veldbloem en hei-
plant, van mossen en varens, van vogel en insect. En keert gij
eindelijk tot de bewoonde wereld te ru g , dan vindt gij in de een-
voudige herberg H e t w i t t e h u i s tegenover de nieuwe villavan
een’ der baronnen Harinxma een rustplaats, met het liefelijk uit