terp en Selmien den hoogen weg volgend, hier op het zarnen-
gesnelde landvolk gestooten en verslagen.
Sints mögt het van Dragten gelden: g e l u k k i g h e t v o l k ,
d a t g e e n g e s c h i e d e n i s h e e f t , althans in dien zin, waarin
vroeger g e s c h i e d e n i s werd opgevat. Belegerd, gebrandschat,
geplunderd, platgebrand werd het niet. Yeldslagen werden inzijn
nabijheid niet geleverd, geen enkele vrede is er gesloten. Oproer
heeft er niet plaats gehad, behoudens de volksbeweging over het
klokkenluijen, waarvan des grietmans nieuwgebouwd slot' het
slachtoffer werd, en burgerbloed werd er niet vergüten, behalve
misschien bij een dronkemansgevecht. Maar dit is nog maar een
vermoeden, want mij is niet bekend, dat de Friezen ook lief-
hebbers waren van het „bekkesnijden” of van de verwarde klop-
partijen in de herberg, die in Twenthe „een schoeving” heetten
en waarbij men elkander in het wilde met groote knuppels (de
„koezen”) op het hoofd sloeg. In dien zin heeft Dragten geen
geschiedenis. Maar wel een geschiedenis van gestadigen vooruit-
gang, van voortdurende uitbreiding; de gezegende geschiedenis
van het zaad, d a t u i t s p r u i t en l a n g w o r d t en r i jpt , de
me n s c h z e l f we e t n i e t , hoe.
Zoo heb ik u geen aangrijpende verhalen te doen, geen ze-
nuwschokkende tafereelen te schetsen. En wilde ik verhalen, wan-
neer octrooi gegeven werd voor een veerschip op Leeuwarden,
op Sneek, op Amsterdam, op Harlingen, — wanneer een stoom-
bootdienst op Leeuwarden en Sneek werd ingerigt, of een wagendienst
op Heerenveen en Veenwouden, — wanneer een nieuwe
boerderij werd gesticht, een kerk of school werd gebouwd, het
zoii van te uitsluitend plaatselijk belang zijn, om er de aandacht
van het algemeen voor te vragen. Maar wie de eigenaardige be-
langrijkheid van een bloeijende plaats met haar welvarende om-
geving weet te waardeeren, dien noodig ik met vrijmoedigheid
u it, mij te vergezellen naar D r a g t e n en zi jn oms t r e k e n .
Wij kiezen als punt van uitgang h e t wi t t e h u i s , de herberg
onder Olterterp, waar wij bij onze vorige wandeling geschei-
den zijn. De groote weg van Heerenveen naar Dragten is dezelfde,
dien wij tot dusver volgden. Aanvankelijk blijven wij nog in de
gemeente Op s t e r l a n d . Een klein gedeelte van den weg grenst
nog aan de heide, maar overigens is al de grond regts en links
vroeger of later ontgonnen; nieuwe en oude boerenplaatsen wis-
selen elkander af, al zijn zij hier nog door groote tusschenruim-
ten gescheiden en niet velen in getal. De grensscheiding tusschen
Opsterland en Smallingerland is te herkennen, doordien hier de
grindweg in een’ straatweg overgaat. In de laatste gemeente zijn
de meeste knnstwegen met klinkers bestraat; verlaat men haar
limieten, dan komt men weer op terreinen, waar het grind heer-
schappij voert. De groote weg, in 1851 aangelegd, kwam ten koste
der gemeenten, die hij doorsneed, even als de aanleg en het on-
derhoud der overige communicatiewegen. Eenheid van bestrating
bestaat hier dus niet, wel sedert de laatste jaren een gelukkige
wedijver, om in dezen voor goede middelen van gemeenschap te
zorgen. Allengs wordt het landschap meer bewoond en draagt de
grond de blijken van langdurige bebouwing. Was het eerste gedeelte
van den weg nieuw door de heide aangelegd, het laatste
deel is de oude l i jkweg. De boerderijen worden hier talrijker;
de huizen zijn meestal nog van vroeger bouworde, zij liggen op
eenigen afstand van den weg, niet weinigen staan met het front
er van af gekeerd naar het voetpad, dat vroeger door het veld
liep. Aan deze zijde van Dragten ziet men nog weinig nieuwer-
wetsche boerenplaatsen, met hun voorhuis en hoog uitstekend
schuurdak, met hun’ Engelschen aanleg, van slingerpaden doorsne-
den. Wij houden ons ditmaal dan ook niet met een bezoek aan
een der boerderijen op, maar zetten den togt voort, totdat wij
de bebouwde kom der gemeente naderen. Maar reeds op tame-
lijken afstand hebben wij regts onder eenig boomgewas een school
ten behoeve der kinderen, die in dit deel der uitgestrekte gemeente
wonen. Daartegenover ligt een weiland, door een’ singel