straatweg, om de laan te volgen, die voorbij het huis loopt en
daar, van rigting veranderend, met het hooge geboomte op den
straatweg een’ grootschen driehoek van trotsch opgaand eiken-
hout v o rm t, waartusschen het bouwland als in een prächtig
lijstwerk ligt gevat. Jammer, dat van hier het gezigt op den
zijgevel van het huis door het heestergewas wat beperkt is. Van
voren vertoont het zieh. als eene deftige huizinge aan een ruim
grasplein, met heesters, bloemen en oranjeboomen versierd.
Hier staan ook de stallen en de woningen voor den rentmeester
en den koetsier. Over uitgestrekte weilanden, door een water-
stroompje van het park gescheiden, heeft men van hier een raim
uitzigt, terwijl van een wiel of kolk, voor lange jaren door een
dijkbreuk gemaakt, uitnemend partij is getrokken tot den aan-
leg van een sierlijke waterpartij. In het bosch, dat rondom zieh
uitbre idt, is de wandeling v rij, en menig aanlokkend plekje is
er te vinden onder het weelderig houtgewas, dat met groote
zorg en kennis gekweekt en onderhouden wordt. Dit huis en
goed heet d e n i e uw e P o l l of G i e t e l o . Het was eens de
hoofdhof der marke Gi e t e l o , later eene havezathe. In de eerste
helft der 16'lc eeuw werd hier een huis gesticht door een Heer
uit het geslacht van Appelthorn (of Apeldoorn) , uit wier bezit
het in 1669 door huwelijk van Anna van Appelthorn met Dit-
mar van Wijnbergen in het geslacht der baronnen van dien naam
is gekomen. Achtereenvolgens waren de eigenaars - van de Poll
daarvan verschreven in de ridderschap van de Veluwe. In 1749
bragt eene erfdochter het aan de baronnen Schimmelpennninck
van der Oije, die het tot nog toe bezitten. Het regt van electie
van den predikant te Voorst is er aan verbonden, sints de baron
Andries Schimmelpenninck in het jaar 1756 het erve ’t Ho e n
kocht, met de regten, die indertijd aan de abdij van Prüm had-
den behoord en later op dat erve waren overgebragt. Het tegen-
woordige huis dagteekent uit het begin der vorige eeuw. In
vroeger tijd lag in de nabijheid, aan de andere zijde van het
water, een kasteel, mede d e P o l l geheeten, ook als de Sa 11 ant -
s c h e P o l l bekend. Het behoorde aan gansch andere familien,
nl. aan Heeren uit de geslachten van Keppel, van Sallant en
van Renesse. In 1635 verkocht een. Renesse het aan den eigenaar
van den N i e uw e n P o l l , op voorwaarde, dat hij eerst het
kasteel mögt afbreken, en sedert dien tijd vormden beide goe-
deren, onder den naam van d e b e i d e P o l l e n , eene uitgestrekte
bezitting, waartoe van 1778 tot 1872 ook de Nijenbeek behoorde.
Een adellijk geslacht v a n d e P o l l bloeide in Gelderland, maar
op dit goed hadden zij geen bewijsbare betrekking. De naam
d e P o l komt trouwens op zeer verschillende plaatsen voor;
’t beteekent b e g r o e i d e h o o g t e , in of nabi j h e t wa t e r ,
en is dus natuurlijk in ons waterrijk vaderland geenszins vreemd.
Maar daar het geslacht Apeldoorn een’ rooden adelaar op goud
voerde, met een’ zilveren sleutel voor de borst, en dat van de
Poll een’ dubbelen rooden adelaar op goud, kan deze overeen-
komst in de wapens op verwantschap der beide familien wijzen,
en acht ik het niet onwaarschijnlijk, dat de latere Betuw-
sche van de Polls van hier hun’ naam en oorsprong ontlee-
nen. De Apeldoorns schijnen ontstaan te zijn uit de meijers
van den hoofdhof der marke Apeldoorn, die, even als de
hoofdhof te Gietelo, aan het kapittel van St. Marie te Utrecht
behoorde.
Onder d e P o l l ligt nog eene overoude boerenplaats., de S t a k
e n b e r g , vroeger een wildforsters goed, een der 12 goederen
van dien aard op de Yeluwe, waaraan de verpligting was verbonden
, den vorst op de jagt met kar en paard te volgen en
overigens toe te zien op de jagt in de vorstelijke wildernissen.
De eigenaar van het goed Middachten stond als erfelijk opper-
jagermeester aan hun hoofd.
Tegenover de herberg d e G i e t e l s c h e b r o uwe r i j komt
men weer op den straatweg ui t , om dan längs denzelfden weg
naar Zutfen terug te rijden.
Wie dat doet, kan d a n k b a a r zijn, want hij heeft veel
schoons gezien. Maar v o ld a a n behoeft hij nog in geenendeele
te wezen, want daar is in dezen omtrek nog vrij wat meer
merkwaardigs te zien en vrij wat belangrijks uit ouden tijd te