in 1787 door het springen van een bom verwoest. Groeijen thans,
op het plein, waar zij eenmaal stond, eenige rijen van som-
bere iepen, nog altijd stijgt haar ranke toren hoog en fier in de
lu ch t, en met genoegen kunt gij het opmerken, dat aan het schoone
kunstwerk niet alleen goed de hand wordt gehouden, maar dat
o°k de restauratie met zorg en in overeenstemming mèt het ka-
rakter van den ouden bouwstijl wordt verrigt. Aan hem onze
laatste groet, aan den sohoonen toren, zoo indrukwekkend, nu
wij staan aan zijn’ voet, gelijk wij zijn majestueuze vormen heden
zoo vaak uit de verte hadden aanschouwd. En als nu de spoortrein
ons weèr wegvoert, dan roepen wij van harte aan de oude V o o r d e
van den E em ons v a a rwe l en ons t o t we e r z i e n s toe.
A A N T E E K E N I N G E N .
Eene genealogie van het g’eslqcht Lockhorst is geleverd door C. de Frane-
quen, R e c u e i l h i s t o r i q u e d e s P a y s -B a s , die intusschen v'oöral den
Hollandschen tak der familie behandelt en wonderlijk met de Hollandsehe
namen haspelt. Over de Lockhorsten in Utrecht ken ik voor ’t oögenblik
n iet anders dan verspreide berigten, vooral te vinden in de K r o n i è k van
het U t r . Gen. 1856 en 1857; in den Cod. d i p l . 1855; in het A r e h i e f
van Dodt v. Flensburg, vooral Dl I I en I I I ; K. Burman, Ut r . j a a r -
b o e k e n , Dl. PH, p. 32. Wa t v. d. Aa, B i o g r . w o o r d e n b o e k bevat,
is daarmede aantevullen.
In de Belgische famille d e L o o z -C o zwa r em leven de h ie r te lande
uitgestorven Lockhorsten nog voort door het tweede huwelijk van Hermine
Anne Gertrude Jacqueline de Lockhorst de Veenhuizen, geb. 1802, weduwe
van J . N. Baron van Heeckeren van Netteihorst. (Ch. Poplimont, la
B e l g i q u e h é r a l d i q u e , gen. d e L ooz.)
H e t huis van Lockhorst te Utrecht stond naast de St. Pieterskerk.
»Musius is begraven in ’t portael der St. Pieterskerk aan de Noortsyde
tegens ’t huys van Lockhorst.” Do d t . v. F l e n s b u r g , V I, p. 237.)
Over het monument van Jacob van Campen ,~gest. 13 Sept. 1657, zie
van- der Monde, T i j d s c h r i f t Dl IV.
D I E P E N H E I M .
De reiziger, die van de lijn Arnhem-Salzbergen gebruik maakt
en den grooten lusthof tusschen Gelderlands bloeijende hoofd-
stad en de aloude hoofdplaats van het graafschap Zutfen is door-
gevlogen, pleegt zieh ontslagen te rekenen van de moeite om
uit te zien, wanrieer hij de laatste stad achter den rüg heeft.
Zijn reisboek laat hem met rust en dwingt hem niet meer tot
zien en bewonderen. De Holländer rekent de bewoonde wereld
geeindigd met Velp en de Steeg. Als hij ooit heeft gehoord van
wat daar achter lig t, dan heeft hij er van gehoord als van d e n
A c h t e r h o e k enhi j verbindt aan dien naam eene schemerach-
tige voorstelling van een land, waar de huizen geen schoorstee-
nen hebben en de varkens met de menschen zamenwonen. Hij
schikt zieh derhalve tot de zoete ru s t, of verdiept zieh in zijne
lectuur. De spoorwegreiziger verliest trouwens ook niet veel,
wanneer hij een groot deel van den weg slapende aflegt. De baan
doorsnijdt een landstreek, die weinig merkwaardigs aanbiedt, en
van wat een’ togt door den //Achterhoek” aantrekkelijk en be-
langwekkend maakt ,” geeft natuurlijk de vlugtige reis in een
spoorrijtuig niets te genieten. Alleen in een rijtuig 34e klasse
zou hij met de eigenlijke Achterhoekers kennis maken, en hij zou